Arbeidsrechtelijke klassiekers voor op de werkvloer: het Condor-arrest

Arbeidsrechtelijke klassiekers voor op de werkvloer: het Condor-arrest

Arbeidsrechtelijke klassiekers voor op de werkvloer: het Condor-arrest 150 150 Capra Advocaten

Het Condor-arrest: vreemde vogel of corona-relevantie?

Het coronavirus (althans: de overheidsmaatregelen ten gevolge daarvan) heeft een economische crisis van jewelste veroorzaakt. Wereldwijd wordt gespeculeerd over het verlies van vele tientallen miljoenen banen. In Nederland lijkt de schade tot nu toe enigszins mee te gevallen ten gevolge van het feit dat de Staat de economie voor een belangrijk deel heeft overgenomen. De daaraan verbonden rekening zal echter op enig moment ongetwijfeld ergens anders worden neergelegd, in het bijzonder bij de belastingbetaler. Consequentie daarvan zal zijn dat overal in den lande nagedacht zal worden over reorganisaties, al dan niet op termijn. Je hoeft immers geen econoom te zijn om te weten dat een wanverhouding tussen uitgaven en inkomsten op enig moment tot problemen leidt.

In dat kader is het zogenaamde ‘Condor-arrest’ van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2687) interessant. Het betreft hier een relatief jonge klassieker, waarin verwezen wordt naar eerdere klassiekers van de Hoge Raad, zoals het Haviltex-arrest en het DSM/Fox-arrest. De aanleiding voor het arrest is zonder meer dramatisch en zou zich ook heel goed in de huidige tijd kunnen voordoen. Wat was er aan de hand?

1. Casus

Er was een tapijtfabriek (Ossfloor Tapijtfabrieken B.V.). De aandelen daarvan waren in handen van Condor Constructions B.V. Bij Ossfloor moest een reorganisatie worden doorgevoerd vanwege de economische omstandigheden. Het betrof een zeer ingrijpende reorganisatie, waarover na enige schermutselingen overeenstemming werd bereikt met zowel de ondernemingsraad als de vakbonden. In het kader daarvan zou het aantal formatieplaatsen worden teruggebracht van 116,7 fte naar slechts 34,5 fte. Er werd een Sociaal Plan vastgesteld en Condor stelde zich garant voor de uitvoering daarvan. Ik mag aannemen dat Condor dus budget had gereserveerd ten behoeve daarvan.

Na de reorganisatie bleven er ca. 35 medewerkers in dienst van Ossfloor. In de loop van de procedure werden zij verder aangeduid als ‘de achterblijvers’. Het Sociaal Plan werd ondertekend op 27 mei 2010. Op 2 juni 2010 werd het Sociaal Plan aangemeld bij het Ministerie van SZW als cao. Vervolgens werd de reorganisatie doorgevoerd met toepassing van het Sociaal Plan. Op basis daarvan kwamen de medewerkers die ontslagen werden in aanmerking voor een vergoeding op basis van de zogenaamde kantonrechtersformule. De achterblijvers zetten het bedrijf voort, echter zonder veel succes, want al kort daarop, namelijk op 24 mei 2011, werd Ossfloor in staat van faillissement verklaard. De curator zegde de arbeidsovereenkomst op van de 39 werknemers die op dat moment in dienst waren.

2. Procedure tegen Condor

Vervolgens spanden 34 achterblijvers en de FNV een procedure aan tegen Condor. Zij stelden zich op het standpunt dat aan hen dezelfde vergoeding diende te worden uitbetaald als aan degenen die daarvóór in het kader van de reorganisatie waren ontslagen. Zij vingen echter bot. Zowel de kantonrechter als het gerechtshof volgden de betrokkenen niet in hun stelling dat het Sociaal Plan en de door Condor verstrekte garantie ook van toepassing was op de achterblijvers. Op basis van de letterlijke tekst van het Sociaal Plan was dat een voor de hand liggende conclusie. Er stond onder meer in: “Dit Sociaal Plan is uitsluitend van toepassing op het personeel dat op datum van inwerkingtreding van dit Sociaal Plan voor onbepaalde tijd in dienst is van werkgever en die ten gevolge van de onder 1.1 genoemde reorganisatie boventallig is verklaard.

Daar is, afgezien van de taalfout, geen woord Spaans bij. Op het eerste gezicht was het Sociaal Plan niet van toepassing op de achterblijvers. Beide uitspraken leken dan ook voor de hand liggend.

3. Cao-norm

Er was toepassing gegeven aan de cao-norm. Die houdt in dat een bepaling van een cao naar objectieve maatstaven moet worden uitgelegd, waarbij in beginsel de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Gekeken moet worden naar de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. De bedoeling van de partijen bij de cao, die volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, kunnen daarbij worden betrokken. Verder wordt gekeken naar de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van tekstinterpretaties. In het reeds genoemde arrest DSM/Fox is hierop een nuancering aangebracht, in die zin dat telkens gekeken moet worden naar alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

Kantonrechter en Hof pasten de cao-norm toe en kwamen tot de voor de hand liggende uitkomst dat de achterblijvers geen aanspraak konden maken op een vergoeding uit hoofde van het Sociaal Plan. Vanzelfsprekend was dat voor de achterblijvers wel erg sneu, alleen al vanwege het feit dat het faillissement zeer kort na de reorganisatie volgde. De Hoge Raad had nu kunnen zeggen: “lex dura, sed lex”, maar het gaat hier niet om een wet, doch slechts om rechtersrecht. Bovendien kon hij verwijzen naar het arrest DSM/Fox, waarin de terminologie wordt gebruikt van ‘maatstaven van redelijkheid en billijkheid’. De Hoge Raad zocht naar een rechtvaardige oplossing en vond deze, waarbij hij groot gewicht hechtte aan de feiten en omstandigheden in dit specifieke geval. Verwezen werd naar zes concrete omstandigheden, op basis waarvan de Hoge Raad tot de conclusie kwam dat de achterblijvers toch onder het Sociaal Plan vielen.

4. Bescherming werknemers

Het gaat te ver om in dit bestek die concrete omstandigheden volledig uit te werken. Het komt erop neer dat van belang was dat het hier niet ging om een Sociaal Plan voor een hele bedrijfstak, maar om een Plan dat met een beperkt aantal onderhandelaars voor één onderneming was uitonderhandeld en bedoeld voor een groot aantal (of alle) werknemers van één onderneming. Er was voorts sprake van een lange looptijd, namelijk vijf jaar, terwijl de reorganisatie al aan het begin daarvan plaatsvond. Van belang werd voorts geacht dat de ondernemingsraad een positief advies had gegeven in verband met de garantstelling, die de indruk wekte dat het Sociaal Plan ook zag op de achterblijvers. Vanwege die feiten en omstandigheden zag de Hoge Raad aanleiding om niet alleen acht te slaan op de (duidelijke) tekst van het Sociaal Plan, maar ook op de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het Plan. Bij de uitleg moesten worden betrokken de niet-openbare eerdere concepten van het Sociaal Plan en het positieve advies van de OR bij het reorganisatieplan. Doorslaggevend in de redenering was dat ‘de bestaansgrond van de cao-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen’.

Uiteindelijk gaat het immers om bescherming van werknemers. In dit geval zou een groep werknemers wel zeer worden benadeeld door een strikte toepassing van de op dat moment reeds enige tijd bestaande cao-norm. Het betreft hier een uitspraak waarbij getracht is om voor de betrokkenen ‘recht te doen’, hetgeen nu eenmaal de primaire taak van een rechter is. Daarbij zijn wel de marges enigszins opgerekt, hetgeen in dergelijke gevallen meestal het geval is. Recht doen is nu eenmaal maatwerk. Wellicht geen voor de hand liggende uitspraak, gelet op de daaraan voorafgaande arresten, maar wel alleszins verdedigbaar. Een arrest dat niet alleen relevant is voor werknemers, maar ook voor partijen die betrokken zijn bij reorganisaties, waaronder de redactie van cao’s en Sociale Plannen. Alle betrokkenen zullen goed moeten nadenken over niet alleen de financiële maar ook de rechtsgevolgen daarvan en het toepassingsbereik.

Contact over dit onderwerp

Jan Blanken

Jan Blanken

Advocaat
Vestiging:
Den Haag
Sector:
Overheid
Expertteam:
Arbeidsrecht, Ambtenarenrecht, Schadevergoedingsrecht, Rechtspositie bestuurders
Telefoon:
070 - 364 81 02
Mobiel:
06 18 50 10 59

Gerelateerd

Integriteit is van alle tijden, ook in het onderwijs 150 150 Capra Advocaten

Integriteit is van alle tijden, ook in het onderwijs

Artikel

lees meer
Het primaat van de politiek en medezeggenschap 150 150 Capra Advocaten

Het primaat van de politiek en medezeggenschap

Artikel

lees meer
De OR bij de overheid: een tandeloze tijger? 150 150 Capra Advocaten

De OR bij de overheid: een tandeloze tijger?

Artikel

lees meer
Hof Amsterdam: Opheffing één functie adviesplichtig 150 150 Capra Advocaten

Hof Amsterdam: Opheffing één functie adviesplichtig

Artikel

lees meer

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte over ontwikkelingen, interessante jurisprudentie en wetswijzigingen op het gebied van arbeidsverhoudingen binnen de sectoren overheid, onderwijs en zorg. Selecteer welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen en wij houden u op de hoogte.

Vestiging Den Haag
Laan Copes van Cattenburch 56
2585 GC Den Haag
Telefoon 070-364 81 02
Fax 070-361 78 47
denhaag@capra.nl

Vestiging ‘s-Hertogenbosch
Bastion Vught 1
5211 CZ ‘s-Hertogenbosch
Telefoon 073-613 13 45
Fax 073-614 82 16
s-hertogenbosch@capra.nl

Vestiging Zwolle
Terborchstraat 12
8011 GG Zwolle
Telefoon 038-423 54 14
Fax 038-423 47 84
zwolle@capra.nl

Vestiging Maastricht
Spoorweglaan 7
6221 BS Maastricht
Telefoon 043-7 600 600
Fax 043-7 600 609
maastricht@capra.nl