De rechtsverhouding van beurspromovendi
In 2006 en opnieuw in 2025 heeft de Hoge Raad zich gebogen over de specifieke context van het promotieonderwijs en zich uitgelaten over de vraag of de rechtsverhouding van beurspromovendi en universiteit kwalificeert als arbeidsovereenkomst. In beide zaken is geoordeeld dat de beurspromovendi een arbeidsovereenkomst hebben.
Wat zijn de overeenkomsten tussen deze uitspraken en wat kan er uit worden opgemaakt? Dit wordt hierna besproken.
De uitspraken in het kort
Het Beurspromovendi-arrest 2006
In 2006 is de Hoge Raad tot het oordeel gekomen dat studentpromovendi / beurspromovendi, in dit geval bij de UvA, een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek hebben (het Beurspromovendi-arrest). De Hoge Raad oordeelde dat de beurspromovendi een actieve bijdrage leveren aan het primaire doel van de universiteit, namelijk onderzoek en onderwijs. De Hoge Raad stelde vast dat de beurspromovendi arbeid verrichtten in een gezagsverhouding en dat zij loon ontvingen in de vorm van een beurs.
Het Beurspromovendi-arrest 2025
In maart 2025 kwalificeert de Hoge Raad opnieuw de rechtsverhouding tussen beurspromovendi en – in dit geval – het UMCG als een arbeidsovereenkomst (ECLI:NL:HR:2025:483). De promovendi hebben als studentpromovendi met een beurs onderzoek gedaan in het kader van het Besluit experiment promotieonderwijs (Stb. 2016, 3). Het Hof heeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te stellen dat de beurspromovendi gedurende zekere tijd loonvormende arbeid verrichtten in dienst van het universiteit medisch centrum, wat duidt op een arbeidsovereenkomst.
Overeenkomsten tussen beide uitspraken
De juridische en feitelijke overeenkomsten tussen de uitspraken liggen voornamelijk in de kwalificatie van de arbeidsrelatie. Beide uitspraken behandelen de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. In beide uitspraken wordt de aanwezigheid van een ‘gezagsrelatie’ onderzocht en aangenomen, wat leidt tot de kwalificatie als arbeidsovereenkomst. Ook wordt in beide uitspraken aangenomen dat er sprake is van ‘loon’ in de zin van artikel 7:610 BW. In 2006 en in 2025 werd vastgesteld dat de beurspromovendi loon ontvingen in de vorm van een beurs. In beide zaken wordt de feitelijke uitvoering van de overeenkomst centraal gesteld bij de kwalificatie van de arbeidsrelatie. De Hoge Raad benadrukt dat de manier waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, bepalend is voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst.
Wat kan uit beide uitspraken worden opgemaakt?
Tussen beide uitspraken zit 19 jaar. De eerste uitspraak is belangrijk omdat deze een precedent schiep voor de kwalificatie van arbeidsrelaties bij beurspromovendi. De uitspraak heeft daarnaast ook bijgedragen aan de ontwikkeling van rechtspraak en wet- en regelgeving op het gebied van de kwalificatie van rechtsverhoudingen, zoals de veel latere Deliveroo-zaak in 2023. De tweede uitspraak bouwt juist voort op de principes en uitgangspunten die zijn vastgesteld in de Deliveroo-uitspraak. Deze uitspraak is voor de praktijk van groot belang (met name voor de inhuur van zzp’ers) omdat de Hoge Raad hierin gezichtspunten heeft geformuleerd aan de hand waarvan dient te worden vastgesteld of sprake is van een gezagsrelatie in de zin van artikel 7:610 BW. Met gebruikmaking van de kwalificatiecriteria van het Deliveroo-arrest oordeelde het hof dat de beurspromovendi werkzaam waren geweest op basis van een arbeidsovereenkomst.
Tot slot
Beide uitspraken hebben dus bijgedragen aan een bredere interpretatie van het gezagscriterium. De nadruk ligt niet enkel op directie instructiebevoegdheid maar ook op de mate van organisatorische inbedding en economische afhankelijkheid van de werkgever. Ook benadrukken beide uitspraken het belang van een holistische benadering bij de kwalificatie van arbeidsrelaties: alle omstandigheden van de rechtsverhouding worden gewogen om te bepalen of sprake is van een arbeidsovereenkomst. In de uitspraak van de Hoge Raad van 2025 is de specifieke context van het promotieonderwijs ondergeschikt geacht ten opzichte van die gezichtspunten.
Integriteitsanalyse
Met de Integriteitsanalyse bestuurders en toezichthouders in het onderwijs bevordert u bestuurlijke integriteit. Lees meer over de Integriteitsanalyse op onze speciale pagina.
Contact over dit onderwerp

Sjoerd Richters
Gerelateerd
Geen openheid van zaken: ontslag op staande voet
Artikel
lees meerAfschaffing derde ziektejaar, bent u er al klaar voor?
Artikel
lees meerOntslag op staande voet vanwege ‘fuckoff-spray’
Artikel
lees meerNieuwe verplichtingen voor werkgevers om de loonkloof te dichten
Artikel
lees meerDe rechtspositie van de medisch specialist: een update
Artikel
lees meerCapra Podcast 5: Vakantietijd
Artikel
lees meer