In dit overzicht van jurisprudentie voor de zorgsector over de maand februari 2022 bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken.
1. Verpleegkundige die zich negatief uitlaat over vaccinatiebeleid ontslagen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 januari 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:523)
Een ziekenhuis verzoekt om de arbeidsovereenkomst met een IC-verpleegkundige, ruim 42 jaar in dienst, te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen. Medewerker heeft zich op Twitter negatief uitgelaten over artsen. Hij zette hen weg als ‘gehersenspoeld’. Daarnaast heeft medewerker zich laten interviewen door de Buitenparlementaire Onderzoekscommissie (BPOC). Deze organisatie is anti vaccinatie en anti algemene coronamaatregelen. Werknemer heeft daarbij volgens het ziekenhuis zijn geheimhoudingsplicht geschonden en belangen van patiënten, collega’s en werkgever onvoldoende in acht genomen. Daarnaast is gehandeld in strijd met de interne gedragscode voor het gebruik van sociale media. De rechter geeft het ziekenhuis gelijk. Het beroep van de verpleegkundige op vrijheid van meningsuiting slaagt niet. De gedane uitlatingen worden getoetst aan criteria zoals geformuleerd in het zogenaamde Herbai-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: er wordt gekeken naar de aard van de gedane uiting, de motieven van werknemer, de schade die werkgever lijdt en de zwaarte van de sanctie. De Kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst omdat werknemer de in de wet en in de gedragscode gestelde grenzen heeft overschreden. Wel wordt een transitievergoeding toegekend, omdat er volgens de rechter weliswaar sprake is van verwijtbaar handelen, maar niet van ernstig verwijtbaar handelen.
2. Ontslag arbeidsongeschikte zorgmedewerkster die voor andere zorgorganisatie werkt
Rechtbank Rotterdam 3 februari 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:1192)
Betreft een begeleidster bij een instelling die zich richt op het herstel van volwassenen en ouderen met (ernstig) psychiatrische aandoeningen. Zij is op 1 juli 2009 in dienst gekomen. In maart 2020 heeft zij zich ten gevolge van een verkeersongeluk ziek gemeld. Na enige tijd kan zij beginnen met gedeeltelijke re-integratie, in aangepast werk. Dat kan zij vanaf thuis doen. Op een gegeven moment verzoekt de instelling aan enkele medewerkers, waaronder de begeleidster, om een actuele VOG te overleggen. De begeleidster voldoet daaraan. Uit de VOG blijkt dat zij (ook) werkzaam is bij een andere instelling. De werkgever en de bedrijfsarts waren hiervan niet op de hoogte, wat de instelling onaanvaardbaar vindt. De begeleidster wordt daarom geschorst. Uit onderzoek blijkt voorts dat de begeleidster bij de andere organisatie werkzaam was in vergelijkbaar werk, op de zogenaamde cohort afdeling, de afdeling voor cliënten die besmet waren met het coronavirus. De begeleidster wordt ontslag op staande voet verleend, omdat de nevenwerkzaamheden in strijd zijn met artikel 14 van de Cao GGZ en met de geldende Gedragscode. De rechter laat dit ontslag in stand, en passeert onder meer het (ongemotiveerde) verweer van de begeleidster, namelijk dat UWV haar zou hebben verplicht om de betreffende werkzaamheden te verrichten. Er is geen aanspraak op een transitievergoeding.
3. Berisping wegens het op het verkeerde been (kunnen) zetten van patiënten en het geven van een kus
RTG Eindhoven 10 februari 2022 (ECLI:NL:TGZREIN:2022:7)
De registratie van een voormalig plastisch chirurg was al in 2011 vervallen, maar door de manier waarop de arts zich nadien (onder meer via de website) heeft gepresenteerd, kan hij potentiële patiënten op het verkeerde been hebben gezet. Doordat operatieverslagen te summier zijn, is het voor het RTG onnavolgbaar of de arts de ingrepen juist en zorgvuldig heeft uitgevoerd, zodat ook niet vastgesteld kan worden of de – aangevoerde – ‘blijvende schade’ een complicatie of kunstfout is. Gelet op dat het ingrepen zijn waartoe een arts (niet zijnde een plastisch chirurg) bevoegd is en hij de ingrepen regelmatig verricht, mag de arts volgens het RTG ‘als bekwaam’ verondersteld worden. De ‘kus’ die de arts schijnbaar aan zijn patiënten geeft bij de kennismaking en na een controle, moet als grensoverschrijdend gekwalificeerd worden gezien de zorgverlener-patiëntrelatie. Tot slot heeft de arts zich niet toetsbaar opgesteld, wat hem wordt aangerekend. Een berisping is volgens het RTG een passende maatregel.
4. Berisping wegens o.m. ten onrechte gebruik titel ‘bedrijfsarts’
RTG Eindhoven 22 februari 2022 (ECLI:NL:RTGZREIN:2022:8)
Een BIG-registreerde arts ondertekent stukken ten onrechte met de beschermde titel ‘bedrijfsarts’ in plaats van ‘arbo-arts’. Los daarvan zijn de opgestelde BPA en de FML niet overeenkomstig met hetgeen met de werknemer tijdens een consult is besproken – en ook nog eens niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd. Verder zijn de stukken al in de digitale systemen geplaatst – die de werkgever kon inzien – terwijl er nog geen akkoord was ontvangen van de werknemer. Volgens het RTG blijkt uit niets dat het als ‘concept’ bedoeld zou zijn. Naar het oordeel van het RTG raken de hiervoor genoemde onzorgvuldigheden ‘de kern van het wezen van een arts binnen de arbeidsgeneeskunde’ en wordt dat de arts zwaar aangerekend: een berisping is een passende straf.
Blijf op de hoogte
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor de zorgsector? Meldt u zich dan aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Jurisprudentie selectie Zorg – oktober 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – september 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – augustus 2021
Artikel
lees meer