Past de medezeggenschapsstructuur nog bij de (gewijzigde) organisatie?

Past de medezeggenschapsstructuur nog bij de (gewijzigde) organisatie?

Past de medezeggenschapsstructuur nog bij de (gewijzigde) organisatie? 150 150 Capra Advocaten

In de zorgsector wordt veel samengewerkt. Samenwerking kan tot fusies leiden. Deze kunnen reden zijn om eens kritisch te kijken naar de medezeggenschapsstructuur. Want past de structuur nog wel bij de organisatie?

De casus

Een grote zorgorganisatie, die zich landelijk inzet voor jongeren en jongvolwassenen met onder meer medische en psychiatrische hulpvragen, stelde zich deze vraag. Bij deze organisatie werken ruim 6.000 medewerkers, verdeeld over meerdere vestigingen in Nederland. De organisatie was tot stand gekomen na meerdere fusies. Na een juridische herstructurering was de huidige organisatie ontstaan, waarbij uit een aantal afzonderlijke rechtspersonen één organisatie was ontstaan. De bestuurder van de organisatie wilde de medezeggenschapsstructuur daarop aanpassen.

De structuur bestond uit enkele ondernemingsraden (een OR Volwassenen, een OR Jeugd en een OR Ondersteunende diensten) en een centrale ondernemingsraad (COR)). De COR fungeerde overkoepelend, zoals bedoeld in artikel 33 lid 1 WOR. De bestuurder wilde deze vervangen door één ondernemingsraad. De COR kon zich hierin niet vinden. Hoewel de COR op dit punt geen wettelijk adviesrecht heeft, kreeg de COR wel de gelegenheid om hierover te adviseren. Een zogenaamd buitenwettelijk adviesrecht. Het advies was negatief.

Ondanks het negatieve advies van de COR, werd het voorgenomen besluit toch doorgevoerd. Daarop vraagt de COR een oordeel aan de Ondernemingskamer te Amsterdam. De Ondernemingskamer is een onderdeel van het Gerechtshof Amsterdam, dat onder meer oordeelt over zaken met betrekking tot het adviesrecht van de ondernemingsraad (op grond van artikel 26 WOR). Ondanks het feit dat de COR op dit punt geen wettelijk adviesrecht heeft, mocht de zaak toch voorgelegd worden aan de Ondernemingskamer (conform artikel 26 WOR). Want als advies is gevraagd, hoort daar ook de mogelijkheid van beroep bij de Ondernemingskamer bij (artikel 32 lid 4 WOR).

Wat vindt de Ondernemingskamer?

De Ondernemingskamer laat het besluit in stand (Gerechtshof Amsterdam 5 september 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2748). Anders dan de COR namelijk had gesteld, is het besluit volgens de Ondernemingskamer niet ‘onredelijk’.

De Ondernemingskamer acht de door de zorgorganisatie gegeven onderbouwing voldoende steekhoudend. Deze houdt in dat de wijzigingen in de zeggenschap erop gericht zijn om als één zorgorganisatie te handelen, waarbij onderlinge samenhang groter wordt. Het is erop gericht om de eilandvorming binnen de organisatie tegen te gaan en tot meer eenheid te komen. Daarbij past de wijziging van de medezeggenschap, aldus de Ondernemingskamer.

De toetsing van de Ondernemingskamer in dit soort zaken, is terughoudend. Een beroep van de OR kan daarom alleen slagen als de organisatie bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen (artikel 26 lid 4 WOR). Hiermee heeft de wetgever de beleidsvrijheid van de organisatie aan een marginale toetsing door de rechter willen onderwerpen.

De COR had in de procedure nog het standpunt ingenomen, dat de bevoegdheid om een procedure bij de kantonrechter te starten op grond van artikel 36 WOR, onaangetast gelaten werd. Maar over dit standpunt heeft de Ondernemingskamer zich niet uitgelaten.

Andere vragen

De procedure bij de Ondernemingskamer ging niet alleen over de medezeggenschapsstructuur, maar ook over een herijking van het aansturingsmodel van de organisatie. Deze herijking zou in drie fases worden gerealiseerd: (1) besluitvorming over het aansturingsmodel, (2) de realisatie van de directiestructuur en de medezeggenschap en (3) de inventarisatie en opbouw van de teams. Fase 2 en 3 zouden pas na het afronden van fase 1 worden geconcretiseerd.

Volgens de COR was in de toelichting niet concreet ingegaan op het advies van de COR, waaruit volgt dat de COR tijdens het adviestraject op het besluit geen ‘wezenlijke invloed’ had gehad. Verder vond de COR dat zij ten onrechte geen overzicht had gekregen van de beweegredenen voor het besluit en de gevolgen die het naar verwachting zou hebben voor de in de organisatie werkzame personen.

Wat betreft het eerste punt, constateerde de Ondernemingskamer dat de COR adviseerde om eerst voorrang te geven aan de teamontwikkeling van onderaf, met de huidige directeuren, voordat tot vermindering van het huidige aantal directeuren zou worden overgegaan. De COR vreesde dat als de eerste stap de vermindering van het aantal directeuren zou zijn, de gewenste fysieke nabijheid die cruciaal is door de gewenste teamontwikkeling niet zou worden bereikt.

De zorgorganisatie heeft toegelicht dat de nabijheid van de directeur richting teammanagers gewaarborgd zal blijven en waarschijnlijk zelfs zal verbeteren. Dit zo zijnde, is de Ondernemingskamer van oordeel dat er voldoende inhoudelijk en concreet op het advies is gerespondeerd. Uit de toelichting blijkt niet dat de OR geen wezenlijke invloed heeft gehad. Daarmee is volgens de Ondernemingskamer voldaan aan artikel 25 lid 2 WOR, waarin staat dat het advies op een zodanig tijdstip moet worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Ook wat betreft het tweede punt, geeft de Ondernemingskamer de COR geen gelijk. Daarbij merkt de Ondernemingskamer op, dat de zorgorganisatie een fusieorganisatie is, waarbinnen sprake is van onvoldoende uniformering en standaardisering. De precieze gevolgen van het besluit kunnen niet al ten tijde van het besluit volledig worden weergegeven. Daarover zal namelijk in de derde fase een inventarisatie moeten plaatsvinden. De informatie die is verstrekt is, gegeven de specifieke situatie bij de zorgorganisatie, niet onvoldoende voor het uitoefenen van een volwaardige medezeggenschap. Er is volgens de Ondernemingskamer voldaan aan artikel 25 lid 3 WOR.

De COR heeft in deze kwestie dus geen gelijk gekregen. De COR kan nog cassatie instellen bij de Hoge Raad, maar daar wordt niet vaak gebruik van gemaakt.

Organisaties veranderen

Organisaties, en zeker ook zorgorganisaties, zijn niet statisch. Organisaties veranderen, en deze veranderingen kunnen gevolgen hebben voor de medezeggenschapsstructuur. Want die structuur moet passend zijn, zodat de medezeggenschap op een goede wijze vorm kan worden gegeven. De medezeggenschapsstructuur moet zoveel mogelijk passen bij de zeggenschapsstructuur (zie ook Rb. Noord-Holland 15 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3709).

De organisatie is verantwoordelijk voor de medezeggenschap (artikel 2 en artikel 36 WOR), en moet zich dus bij tijd en wijle afvragen of er reden is voor wijziging van de structuur daarvan. De zorgorganisatie in de hiervoor besproken uitspraak heeft dat gedaan.

De WOR biedt voldoende mogelijkheden om de medezeggenschapsstructuur aan te passen. Zo kan op grond van artikel 3 WOR een gemeenschappelijke ondernemingsraad worden ingesteld (of juist worden afgeschaft). Dit moet zelfs, als dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Deze laatste toevoeging komt vaker in de WOR voor, bijvoorbeeld ook bij het instellen van een OR voor een onderdeel van de organisatie (artikel 4 WOR), voor een centrale ondernemingsraad (artikel 33 WOR) en voor een groepsondernemingsraad (artikel 33 lid 3 WOR).

Daarnaast geeft de WOR ook mogelijkheden om de medezeggenschapsstructuur door de OR zelf te laten invullen. Zo kan de OR commissies instellen (artikel 15 WOR). Het instellen van commissies kan echter niet worden afgedwongen (Rb. Zeeland-West-Brabant 30 juni 2023, JAR 2024/7).

Medezeggenschapsstructuur is maatwerk

Kort samengevat is de medezeggenschapsstructuur maatwerk. In samenspraak met de OR moet daar vorm aan gegeven worden.

De hiervoor besproken uitspraak van de Ondernemingskamer laat zien dat dit laatste, samenspraak, niet altijd lukt. In de procedure bij de Ondernemingskamer had de COR gesteld dat de beoogde wijzigingen vooral zouden zijn ingestoken door de wens om de rol van de medewerkers te beperken. Verder blijkt uit de uitspraak dat ten aanzien van een andere kwestie er een mediationtraject was gestart tussen de COR en de zorgorganisatie.

Het lijkt er hiermee op dat de verhoudingen tussen bestuurder en COR niet optimaal waren. Het is daarom niet alleen van belang om zich af te vragen of de medezeggenschapsstructuur nog wel passend is. Goede verhoudingen met de OR zijn zeker zo belangrijk.

Webinar

Onder meer over dit soort kwesties zullen Suzanne van Loon en Mark van de Laar spreken tijden het Webinar voor ‘Zorg aan Zet’ op donderdag 12 december 2024. Heeft u vragen over de medezeggenschapstructuur en over een gewenste aanpassing daarvan? Bel één van hen of uw vaste contactpersoon bij Capra Advocaten.

Contact over dit onderwerp

Mark van de Laar

Mark van de Laar

Advocaat
Vestiging:
Maastricht
Sector:
Overheid, Zorg
Expertteam:
Arbeidsrecht,
Telefoon:
043 - 7 600 600
Mobiel:
06 15 05 42 23

Gerelateerd

Grensoverschrijdend gedrag en de billijke vergoeding 150 150 Capra Advocaten

Grensoverschrijdend gedrag en de billijke vergoeding

Artikel

lees meer
Jurisprudentie selectie Zorg – november 2024 150 150 Capra Advocaten

Jurisprudentie selectie Zorg – november 2024

Artikel

lees meer
De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit 150 150 Capra Advocaten

De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit

Artikel

lees meer
Is bevoegd ook bekwaam? Over dilemma’s in de zorg. 150 150 Capra Advocaten

Is bevoegd ook bekwaam? Over dilemma’s in de zorg.

Artikel

lees meer

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte over ontwikkelingen, interessante jurisprudentie en wetswijzigingen op het gebied van arbeidsverhoudingen binnen de sectoren overheid, onderwijs en zorg. Selecteer welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen en wij houden u op de hoogte.

Vestiging Den Haag
Laan Copes van Cattenburch 56
2585 GC Den Haag
Telefoon 070-364 81 02
Fax 070-361 78 47
denhaag@capra.nl

Vestiging ‘s-Hertogenbosch
Willem van Oranjelaan 2
5211 CT ‘s-Hertogenbosch
Telefoon 073-613 13 45
Fax 073-614 82 16
s-hertogenbosch@capra.nl

Vestiging Zwolle
Terborchstraat 12
8011 GG Zwolle
Telefoon 038-423 54 14
Fax 038-423 47 84
zwolle@capra.nl

Vestiging Maastricht
Spoorweglaan 7
6221 BS Maastricht
Telefoon 043-7 600 600
Fax 043-7 600 609
maastricht@capra.nl