Woordenboek
Eventueel een intro, anders intro none.
de salarisschaal waarin de ambtenaar in de regel wordt benoemd, indien hij of zij nog niet aan alle functie-eisen voldoet, of het bevoegd gezag ter zake van het functioneren nog geen volledig beeld heeft. Het systeem van aanloopschaal, functieschaal en eventueel uitloopschaal, kan slechts gehanteerd worden indien het bij algemeen verbindend voorschrift is geregeld. Zie CRvB 18 juni 1991, TAR 1991/164.
het recht van de werknemer/ambtenaar, de werkgever/het bevoegd gezag te verzoeken om aanpassing van de uit de aanstelling of arbeidsovereenkomst voortvloeiende arbeidsduur. Voorwaarde voor toekenning is dat de werknemer ten minste één jaar bij zijn werkgever werkzaam is. Bij een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur, of het nu vermindering of vermeerdering ervan betreft, heeft te gelden dat de werkgever in beginsel gehouden is het verzoek in te willigen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- en/of dienstbelangen zich daartegen zouden verzetten. Bij vermindering van de arbeidsduur is er in ieder geval sprake van een dergelijk belang indien er, of ernstige problemen bij de herbezetting optreden, of problemen op het gebied van de veiligheid of van roostertechnische aard zijn. Bij vermeerdering van de arbeidsduur is er in ieder geval sprake van een dergelijk belang indien de vermeerdering leidt tot ernstige problemen van financiële of organisatorische aard, er niet voldoende werk voorhanden is, of omdat de formatie of het personeelsbureau ontoereikend is. Na een door de werknemer ingediend verzoek, dat ten minste vier maanden voor aanvang van de aanpassing moet zijn ingediend, dient de werkgever/het bevoegd gezag binnen een maand te hebben beslist. Is binnen deze maand niet beslist, dan wordt de arbeidsduur aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.
de aan de ambtenaar onder bepaalde omstandigheden, onder meer afhankelijk van het openbaar lichaam waar hij werkzaam is en de ontslaggrond, aan het einde van de WW-uitkering toe te kennen extra uitkering. Deze extra, aan-sluitende (nawettelijke) uitkering is gerelateerd aan leeftijd en duur van het ambtelijk dienstverband. Hoogte en omvang ervan zijn afhankelijk van het openbaar lichaam waarin de ambtenaar werkzaam was. Zo wordt bij lagere overheden een aanzienlijk terughoudender regime gehanteerd dan bij de rijksoverheid. Ook de politie kent een ruimer recht ter zake.
de aansprakelijkheid van de ambtenaar jegens het openbaar lichaam en vice versa voor werkgerelateerde schade. Voor aansprakelijkheid van het bestuursorgaan voor door de ambtenaar geleden schade, heeft primair te gelden dat het bestuursorgaan een jegens de ambtenaar gepleegde onrechtmatige daad verweten kan worden. Zonder onrechtmatigheid geen schadeverhaal. Als de onrechtmatigheid, bijvoorbeeld door een rechterlijke uitspraak, vaststaat, dient vervolgens bepaald te worden of er schade is geleden en er een causaal verband is tussen de geleden schade en de vastgestelde onrechtmatige daad.
Voor het bestuursorgaan geldt dat aan het openbaar lichaam toegebrachte schade in beginsel op de ambtenaar verhaald kan worden. De wettelijke rechtspositieregelingen, zoals CAR/UWO en ARAR, bieden hiervoor de basis. Hierbij zij aangetekend dat de jurisprudentie leert dat met het verhalen van schade op de aansprakelijke ambtenaar terughoudendheid moet worden betracht. Voor het ontstaan van een op de ambtenaar rustende verplichting tot het vergoeden van schade, zal in het algemeen sprake moeten zijn van een aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid.
Zie CRvB 8 januari 2004, TAR 2004/55.
eenzijdige bestuursrechtelijke rechtshandeling, vallend onder de werking van het besluitbegrip in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, waardoor de arbeidsverhouding tussen ambtenaar en openbaar lichaam wordt geconstitueerd. De aanstelling kan tijdelijk of vast worden verleend, waarbij vast regel is en tijdelijk uitzondering. Sedert de inwerkingtreding van de Wet flexibiliteit en zekerheid en de incorporering ervan in ambtelijke rechtspositieregelingen, heeft met betrekking tot de gronden waarop een tijdelijke aanstelling verleend kan worden, in het kader van de flexibilisering een verruiming plaatsgevonden, in die zin dat in beginsel een tijdelijke aanstelling op elke redelijke grond kan worden verleend. De in acht te nemen “zekerheid” leert echter ook dat een tijdelijke aanstelling slechts maximaal drie opeenvolgende keren mag worden verleend en indien er meer dan één tijdelijke aanstelling wordt verleend, het totale tijdsbeslag van 36 maanden niet mag worden overschreden.
Let op! Per ambtelijke rechtspositieregeling kunnen de voorschriften met betrekking tot het verlenen van tijdelijke dan wel vaste aanstellingen verschillen.
de in de ambtenarenrechtelijke uitkeringsregeling toe te kennen aanvulling op de aan de ambtenaar na eenzijdig, niet verwijtbaar ontslag door het UWV op aanvraag toe te kennen
WW-uitkering. Als absolute voorwaarde voor de toekenning
van de aanvullende uitkering heeft te gelden dat de ambtenaar moet hebben voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een WW-uitkering, gebaseerd op de Werkloosheidswet. De aanvullende uitkering vult de WW-uitkering aan tot een nader te bepalen percentage van de laatstgenoten bezoldiging. Let op! Het percentage van aanvulling verschilt per overheidssector. Zo geldt bij het Rijk een ruimer aanvullingspercentage dan bij de lagere overheden provincie, gemeente en waterschap.
het recht van de ambtenaar om al dan niet in gezamenlijkheid op te komen voor positie, rechten en aanspraken. Het recht actie te voeren wordt beperkt door het bepaalde in artikel 125a Ambtenarenwet, inhoudende dat de ambtenaar gehouden is zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, vergadering en betogen indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Gelet op de formulering van het bepaalde in artikel 125a, lid 1, voornoemd, zal niet te snel gekomen mogen worden tot het oordeel dat de ambtenaar het betreffende verbod heeft overtreden. Terughoudendheid is geboden. Zie CRvB 27 november 1986, TAR 1987/32. Zie echter ook CRvB 28 juli 2005, TAR 2005/157, waarin een ambtenaar terecht werd berispt vanwege het overtreden van het verbod van artikel 125a Ambtenarenwet, omdat hij de grenzen van het toelaatbare had overschreden door in een openbaar schrijven een aanval te openen op de persoon van een wethouder en hem in dat verband laatdunkend en denigrerend te benaderen. Niet alles is dus toegestaan.
het recht gebaseerd op de Wet arbeid en zorg van de werknemer en dus ook de ambtenaar op verlof (evenwel in beginsel zonder behoud van loon) gedurende ten hoogste 4 aangesloten weken, te gebruiken voor adoptie. Het recht bestaat vanaf twee weken voor de eerste dag dat de feitelijke opneming ter adoptie een aanvang heeft genomen of zal nemen, zoals die dag is aangeduid in een door de werknemer aan de werkgever overgelegd document, waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen. Indien als gevolg van een adoptieverzoek tegelijker-tijd twee of meer kinderen feitelijk ter adoptie worden opgenomen, bestaat het recht slechts ten aanzien van één van die kinderen. Let op! Bij de overheid geldt dat in beginsel bij adoptieverlof het recht op doorbetaling van de volledige bezoldiging wordt gegarandeerd. Zie bijvoorbeeld het bepaalde in artikel 6:8 CAR/UWO. Hierbij heeft vervolgens wel te gelden dat een toe te kennen WAZ-uitkering op het recht op bezoldiging in mindering wordt gebracht.
arbeidsduurverkorting, vroeger ook wel ATV (arbeidstijdverkorting) genoemd. De op jaarbasis overeengekomen (rooster)vrije dagen die op grond van arbeidsduur voor kor-tingsregelingen worden verleend. De invoering van ATV was en is bedoeld om meer werklozen aan het werk te helpen. Tegenwoordig wordt ADV evenwel ook steeds wel als een normale arbeidsvoorwaarde gezien. Strikt genomen is het dat echter niet. Vakantie- en ADV-dagen worden wel vaker in één adem genoemd. Maar er is wel degelijk verschil. Zo vervallen in de regel niet opgenomen ADV-dagen aan het eind van het jaar. Ook worden in beginsel tijdens ziekte geen ADV-dagen opgebouwd.
Advies- en arbitragecommissie
de in artikel 12:3:1 e.v. CAR/UWO genoemde commissie die belast is met het adviseren en arbitreren in geschillen tussen bevoegd gezag en aangesloten organisaties van overheidspersoneel, indien het overleg in het georganiseerd overleg tussen beide partijen niet tot het gewenste resultaat leidt.
De advies- en arbitragecommissie is ingesteld door het college voor arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en haar advisering ziet op aangelegenheden die de rechtstoestand van ambtenaren betreffen met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 12:2 dient de commissie voor georganiseerd overleg, derhalve de bonden en het bevoegd gezag, overleg te voeren over de hiervoor bedoelde “algemene rechtspositionele kwesties”. Du moment dat er in het overleg géén uitkomst bereikt wordt die de instemming van alle deelnemers heeft, kan (met instemming van alle partijen) een arbitrale uitspraak van de commissie worden gevraagd. Indien niet alle partijen het met arbitrage eens zijn kan advies worden gevraagd door één of meerdere deelnemers. Een arbitrale uitspraak is bindend, een advies niet.
Adviesrecht ondernemingsraad
het recht van de ondernemingsraad neergelegd in artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden om met betrekking tot de in dit artikel genoemde onderwerpen advies uit te brengen. Het gaat hier om, kort gezegd, voorgenomen beslissingen van de ondernemer, dus ook van het bevoegd gezag, nu de Wet op de ondernemingsraden sedert mei 2004 ook op de overheid van toepassing is, die een ingrijpende impact op de onderneming en de binnen de onderneming werkzame medewerkers kunnen hebben. Het is de verplichting van het bevoegd gezag om een verzoek om advies tijdig in te brengen, zodat een advies van de ondernemingsraad ook in de uiteindelijke besluitvorming meegewogen kan worden.
Het betreft hier uitdrukkelijk een adviesrecht en geen medebeslissingsrecht. Als de ondernemer voornemens is het advies niet op te volgen, wordt besluitvorming voor maximaal een maand opgeschort, gedurende welke periode de ondernemingsraad het recht heeft om bij de ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam om schorsing van het besluit te vragen (artikel 26 WOR). Het adviesrecht ondernemings-raad moet onderscheiden worden van het instemmingsrecht dat ziet op vaststelling, wijziging of intrekking van regel-geving, waar de algemene rechtstoestand van een werknemer onderwerp is.
een regeling waarbij aan een ambtenaar of groep van ambtenaren toegekend recht wordt afgebouwd.
Een voorbeeld is de afbouw inconveniëntenregelingen bij de politie. Als een politieman recht heeft op een onregelmatigheidstoeslag, maar hij verricht geen onregelmatige diensten meer, dan wordt ter zake een afbouwregeling toegepast, waarbij de onregelmatigheidstoeslag over een periode van 3 jaar van 75% naar 50%, naar 25%, naar 0% wordt teruggebracht. De noodzaak om een afbouwregeling vast te stellen wordt ingegeven tegen de achtergrond van het in het algemeen bestuursrecht, en daarmee in het Ambtenarenrecht geldende vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, inhoudende dat gewekte verwachtingen moeten worden gehonoreerd.
Dit gaat blijkens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep echter niet zover dat ooit toegekende toelagen, vergoedingen, leaseauto’s of anderzijds arbeidsrechtelijke rechten en aanspraken niet kunnen worden beëindigd. De in acht te nemen zorgvuldigheid maakt dan echter wel dat een redelijke periode moet worden geboden om te komen tot een volledige afschaffing van het ooit toegekende recht. Hiervoor wordt dan een afbouwregeling getroffen. Zie voor een voorbeeld CRvB 21 november 2002, TAR 2003/44, waarbij een gedurende 23 jaar genoten vergoeding in een periode van 4 jaar tijd sprongsgewijs werd afgebouwd. Een dergelijke afbouw werd door de Centrale Raad van Beroep niet onredelijk geacht.
de gewezen ambtenaar heeft het recht om aan zijn werkgever te verzoeken een eventueel toegekend recht op een bovenwettelijke/nawettelijke uitkering door een bedrag ineens af te kopen. In beginsel kan een op de Werkloosheidswet gebaseerd recht op een uitkering, daar waar alleen al het bevoegd gezag niet de voormalig werkgever, maar het UWV is, niet afgekocht worden. Het recht op een nawettelijke uitkering
(zie bijvoorbeeld het bepaalde in artikel 10d:20 CAR/UWO) kan op een daartoe strekkend verzoek van de ambtenaar wel afgekocht worden. Door het bevoegd gezag wordt de hoogte van het afkoopbedrag en de voorwaarden waaronder de afkoop verstrekt wordt, bepaald. De afkoop kan niet afgedwongen worden. Een afwijkende beslissing op een verzoek dient uiteraard wel gemotiveerd te worden.
de volgorde die het bevoegd gezag in aanmerking moet nemen indien in het kader van een reorganisatie medewerkers boventallig worden. Werd oorspronkelijk bij het bepalen van de afvloeiingsvolgorde in de regel uitgegaan van het zogeheten lifo-beginsel (last in first out), in de loop der tijd zijn ook andere methodes van afvloeiing, waaronder afspiegeling, meer in zwang gekomen. De afvloeiingsvolgorde moet vastgelegd worden in het bij een reorganisatie vast te stellen Sociaal Plan.
Algemeen verbindend voorschrift
door het bevoegd gezag vastgestelde regel van materieel recht, waarin rechten en plichten voor alle binnen het openbaar lichaam werkzame ambtenaren, gelijkelijk worden vastgelegd. Een meer algemene definitie luidt dat onder een algemeen verbindend voorschrift moet worden verstaan, een naar buiten werkende voor de daarbij betrokken personen bindende regel, uitgaande van het bevoegd gezag, dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Tegen algemeen verbindende voorschriften is op grond van het bepaalde in artikel 8:2, sub a, Algemene wet bestuursrecht, geen bezwaar en beroep mogelijk.
aanstellingsvorm, waarbij de aan te stellen ambtenaar niet benoemd wordt in een specifieke functie, maar benoemd wordt in algemene dienst van het openbare lichaam waarin hij werkzaam is.
De bedoeling hiervan lijkt te zijn meer flexibiliteit in een organisatie te creëren, in die zin dat in organisatie-deskundige kringen de overtuiging lijkt te bestaan dat een ambtenaar benoemd in algemene dienst, makkelijker herplaatst zou kunnen worden, omdat een toetsing aan het passendheidscriterium (plaatsing in een andere betrekking dient in het belang van de dienst, gelet op persoonlijkheid, omstandigheden en bestaande vooruitzichten van de betreffende ambtenaar in redelijkheid aangewezen te zijn) zou kunnen worden voorkomen. Men blijft immers ook indien een ander samenstel van werkzaamheden wordt opgedragen “ambtenaar in algemene dienst”. De jurisprudentie heeft inmiddels geleerd dat een rechter hier anders tegenaan kijkt. Zie verder ‘Passende betrekking’.
Algemene wet bestuursrecht
wet in formele zin, waarin de relatie tussen overheid en burger wordt geregeld. De relatie tussen de ambtenaar en zijn werkgever, het bevoegd gezag, valt, daar waar de aanstelling valt onder het besluitbegrip van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), volledig onder de werking van de Awb. De Awb regelt de formele rechtsgang die gevolgd kan worden indien de burger (en dus ook de ambtenaar) zijn “recht” wil halen. Langs de weg van het voorgenomen besluit, het bezwaar bij het bestuursorgaan zelf of administratief beroep bij het naasthogere bestuursorgaan, gevolgd door beroep bij de rechtbank, sector Bestuursrecht en hoger beroep bij verschillende beroepsinstanties (maar voor de ambtenaar bij de Centrale Raad van Beroep) wordt de procedure van rechtsbescherming in deze wet beschreven.
Daarnaast bevat de Awb een aantal bepalingen van materieel- rechtelijke aard, in die zin dat een belangrijk deel van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in de Awb zijn gecodificeerd. Voorts bevat de Awb ook bepalingen met betrekking tot bevoegdheidsverdeling (attributie, delegatie en mandaat), wordt het klachtrecht nader geregeld, worden regels met betrekking tot subsidies en beleidsregels opgenomen en is sinds kort bepaald wat er dient te gebeuren indien de overheid nalatig is bij de uitvoering van aan haar opgelegde besluiten.
het voortdurend besef dat in de keuze voor het ambtenaarschap binnen een politiek bestuurlijke organisatie, ligt besloten de wens, en daarmee de plicht, het algemeen belang te behartigen waardoor (de schijn van) belangenverstrengeling voorkomen dient te worden en een voorbeeldfunctie moet worden vervuld, waarmee zowel in de ambtsuitoefening als in privé, bij de te maken afwegingen en te nemen beslissingen rekening wordt gehouden.
in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet is een ambtenaar degene die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Tot de openbare dienst behoren alle diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd. Géén ambtenaar in de zin van deze wet is degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.
Op basis van de Ambtenarenwet worden voor het ambtenaarbegrip onder de ambtenaar, indien nodig, ook gewezen ambtenaren begrepen. Het begrip ambtenaar heeft in het verleden nog wel tot wat discussie geleid, zeker met betrekking tot de vraag of ambtenaren die gedetacheerd waren buiten de openbare dienst, of die werkzaam werden bij een openbaar lichaam dat geprivatiseerd was, wel ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet zouden kunnen blijven.
Oorspronkelijk huldigde de Centrale Raad van Beroep de mening dat het ambtenaarschap dan verloren ging. Op grond van een oud arrest uit 1997 van de Hoge Raad werden de ambtenaren wier ambtenaarschap verloren was gegaan, van rechtswege geacht op arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn.
Sedert 2001 stelt de Centrale Raad van Beroep zich echter op het standpunt dat het ambtenaarschap, dat door aanstelling is ontstaan, alleen door ontslag verloren kan gaan. Er is geen verlies van ambtenaarschap voor een blijvend buiten de openbare dienst gedetacheerde ambtenaar. Hiermee brak de Centrale Raad van Beroep met de jurisprudentie uit het verleden (zie CRvB 22 februari 2001,TAR 2002/77). Let op! Het begrip ambtenaar wordt niet uniform gedefinieerd. Zo kent de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) een veel ruimer ambtenaarbegrip dan verwoord in de Ambtenarenwet.
de eed of belofte die een ambtenaar bij indiensttreding aflegt, waar hij in feite verklaart integer met zijn functie om te gaan.
Voorbeeldteksten:
“Ik zweer/verklaar dat ik voor het verkrijgen van deze dienstbetrekking aan niemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.”
“Ik zweer/beloof dat ik van niemand enige belofte, gunst of enig geschenk zal aannemen om in mijn dienstbetrekking iets te doen of na te laten.”
“Ik zweer/beloof dat ik mijn plicht nauwgezet en ijverig zal vervullen en de mij verstrekte opdracht naar beste vermogen zal volbrengen.”
“Ik zweer/beloof dat ik zaken waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijk recht moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen, dan aan hen aan wie ik volgens wet of ambtshalve tot medewerking verplicht ben. Zo waarlijk helpe mij God almachtig (of: Dit verklaar en beloof ik).”
Let op de relatie met ambtelijke integriteit! Overtreding van de ambtseed kan leiden tot de conclusie dat de ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Ambtsjubileum (gratificatie)
een uitkering ineens die een ambtenaar ontvangt indien hij een bepaalde periode (in de regel 25 en/of 40 jaar) in dienst van de overheid werkzaam is geweest. Bij een 25-jarig ambts-jubileum (gratificatie) wordt derhalve één bruto maandsalaris toegekend en bij een 40-, respectievelijk 50-jarig ambtsjubileum ontvangt de ambtenaar een gratificatie gelijk aan de bezoldiging over één maand.
Let op! Onder “bezoldiging” valt ook de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering. Bij een ontslag wegens reorganisatie of wegens ziekte met een arbeidsongeschiktheidspercentage van meer dan 80, dan wel een ontslag wegens pré-VUT of Fpu, wordt het ambtsjubileum (de ambtjubileumgratificatie) proportioneel verleend. Gratificaties zijn alle fiscaal onbelast, waarbij overigens wel heeft te gelden dat zo de gratificatie hoger is dan één bruto maandbezoldiging, de gratificatie wel fiscaal belast wordt.
een misdrijf dat voor ambtenaren strafbaar is of waar een hogere straf op staat als een ambtenaar het pleegt, bijvoorbeeld het aannemen van steekpenningen door een rechter of het meewerken aan een schijnhuwelijk door een ambtenaar van de burgerlijke stand.
onderzoek naar iemands verleden, als onderdeel van een sollicitatieprocedure. Een antecedentenonderzoek is bedoeld om voorafgaand aan de aanstelling al een inschatting te kunnen maken over eventuele integriteitsrisico’s.
Antecedentenonderzoeken zijn er op verschillende niveaus. Afhankelijk van de zwaarte van de functie of bijvoorbeeld de hoeveelheid gevoelige informatie waar een ambtenaar in spe mee te maken kan krijgen, kan een onderzoek licht of ingrijpender zijn. Let op! De ambtenaar in spe is op grond van bijvoorbeeld het bepaalde in artikel 8:7, aanhef en onder f CAR/UWO en artikel 98, lid 1, onder i ARAR, bij aanstelling al gehouden juiste informatie omtrent zijn persoon te geven. Wordt onjuiste informatie verstrekt, dan wel relevante informatie achtergehouden, dan kan dat separaat grond voor een ontslag zijn.
verzamelbegrip voor het recht van de overheid om in een uitkeringssituatie ten aanzien van een gewezen ambtenaar door deze gewezen ambtenaar gegenereerde nieuwe inkomsten uit of in verband met arbeid, in mindering te brengen op de uitkering. Let op! De anticumulatieregelingen verschillen per overheidssector. Zo heeft voor de lagere overheid in beginsel te gelden dat zo er nieuwe inkomsten uit of in verband met arbeid worden gegenereerd, dit leidt tot een geheel of gedeeltelijke vervallenverklaring van het recht op die uitkering.
Voor gewezen ambtenaren binnen de sector Rijk heeft evenwel te gelden dat een anticumulatiegrens van 100% in acht wordt genomen, inhoudende dat eerst tot verrekening van nieuwe uit of in verband met arbeid gegeneerde inkomsten wordt overgegaan indien deze inkomsten tezamen met uitkeringen meer bedragen dan 100% van de laatstgenoten bezoldiging.
Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers. De wet regelt behalve pensioenen ook de uitkeringen die de ambtdragers na afloop van hun ambtsperiode ontvangen.
de arbeidsduur is het aantal uren (veelal per week) dat de ambtenaar uit hoofde van zijn aanstelling dient te werken.
een toelage die wordt toegekend boven het salaris op basis van functiewaardering, aan medewerkers die een functie bekleden waarvoor het op grond van de situatie op de arbeidsmarkt moeilijk is om een medewerker bereid te vinden die functie te (blijven) vervullen tegen het daarvoor normaal geldende salaris. Hij kan permanent of tijdelijk worden toegekend. Tijdelijke toekenning vergroot uiteraard ten zeerste de mogelijkheden om de toelage stop te zetten als de situatie op de arbeidsmarkt verandert.
deze wet geldt voor alle werkgevers en werknemers, dus ook voor overheidswerkgevers en ambtenaren. Deze wet bevat een reeks voorschriften op het gebied van veiligheid en welzijn waaraan de werkgever zich dient te houden.
in de Wao en Wet Wia wordt onder arbeidsongeschiktheid verstaan het als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, geheel of gedeeltelijk, niet in staat zijn om door middel van het verrichten van arbeid te verdienen wat gezonde personen met een soortgelijke opleiding en ervaring gewoonlijk met arbeid kunnen verdienen. Het gaat met andere woorden bij arbeidsongeschiktheid om een verlies van verdiencapaciteit als gevolg van medische oorzaken. De resterende verdiencapaciteit dient te worden bepaald aan de hand van de mogelijkheden van de werknemer om, rekening houdend met zijn medische beperkingen, in zijn eigen functie of in een andere functie, bij de eigen werkgever of bij een andere werkgever, productieve arbeid te verrichten. Het begrip arbeidsongeschiktheid dient goed te worden onderscheiden van het begrip “ongeschiktheid voor eigen werk wegens ziekte of gebrek” zoals dat wordt gehanteerd in de Ziektewet en in de hoofdstukken in de ambtelijke rechtspositieregelingen waarin de rechten en verplichtingen van de zieke ambtenaar worden geregeld.
Arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht
niet elke medewerker in dienst van een overheidswerkgever is ambtenaar. Daarvoor is vereist dat de medewerker een eenzijdig aanstellingsbesluit van die overheidswerkgever heeft ontvangen. De overheidswerkgever kan ook een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangaan met een mede-werker. Zo een medewerker is dan geen ambtenaar en dient zich bij een geschil over zijn rechtspositie tot de burger-lijke rechter te wenden. De meeste rechtspositieregelingen voor overheidssectoren bepalen dat slechts in bepaalde nauwkeurig omschreven gevallen een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht mag worden aangegaan.
in deze wet wordt het maximale aantal uren bepaald dat een medewerker per dag en per week mag werken, en worden voorschriften over verplicht pauzeren en dergelijke gegeven. De wet geldt onverkort voor ambtenaren.
Arbeidsvoorwaardenoverleg
de overheidswerkgever die wil overgaan tot het vaststellen van een nieuw rechtspositioneel voorschrift of het wijzigen van een bestaand voorschrift dient daaraan voorafgaand overleg te voeren met de organisaties van overheidspersoneel voor zover die nog leden hebben die werkzaam zijn bij die werkgever (wat zich in een afnemend aantal gevallen voordoet). De meeste overheidswerkgevers hebben zelf bepaald dat zij een nieuwe regeling pas invoeren als daarover met die vakorganisaties overeenstemming is bereikt. Lukt dat niet, dan wordt de gang gemaakt naar één der landelijke advies- en arbitragecommissies, die een Salomonsoordeel moet vellen. Als die commissie niet door beide partijen tot arbitrage wordt geroepen kan zij slechts adviseren en kan een (deels) in het ongelijk gestelde partij dus besluiten zich niet aan dat advies te conformeren. In de praktijk geven beide partijen steeds gehoor aan de adviezen van de commissie. Als op sectoraal niveau reeds overeenstemming over een wijziging van de rechtspositieregeling is bereikt dan kan die wijziging door de overheidswerkgever zonder lokaal overleg worden vastgesteld.