het verminderen van de bezoldiging. Daarvan kan sprake zijn bij een arbeidsongeschikte ambtenaar van wie de bezoldiging wordt gekort met een bepaald percentage, afhankelijk van een periode gedurende welke hij ongeschikt is (geweest) tot werken. Van ongeschiktheid tot werken is sprake als de ambtenaar op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten, zijn werk niet kan of mag verrichten. Korting op de bezoldiging van een ambtenaar kan ook plaatsvinden ten behoeve van een schuldeiser, op voorwaarde dat de ambtenaar de vordering van de schuldeiser erkent of het bestaan van de vordering blijkt uit een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan (= onherroepelijk is geworden) (artikel 118 Ambtenarenwet). Daarvan is sprake als geen gebruik (meer) wordt gemaakt van een beschikbaar rechtsmiddel (verzet, [hoger] beroep of cassatie) of wanneer tegen de (hoogste) rechterlijke uitspraak geen rechtsmiddel meer openstaat.