bij het bepalen van de hoogte van de bezoldiging kunnen leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar in aanmerking worden genomen. Dat is in de regel zo uitgewerkt dat het salaris van de ambtenaar die nog niet het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, jaarlijks wordt verhoogd tot het naasthogere bedrag in diezelfde schaal (ook wel genoemd het volgende regelnummer). Van oudsher was dat een automatisme, maar er zijn ook regelingen waarin aan de toepasselijkheid van die jaarlijkse verhoging voorwaarden worden gesteld. De klassieke voorwaarde die onder meer is opgenomen in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren, is de voorwaarde dat de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate functioneert. Sommige bezoldigingsregelingen kennen de automatische periodieke verhoging niet meer, maar hebben die vervangen door een vorm van prestatiebeloning die directer afhankelijk wordt gesteld van bereikte resultaten. Als moment waarop de periodieke verhoging wordt toegekend wordt soms een vaste datum gehanteerd, zoals bijvoorbeeld 1 januari, in andere gevallen de maand van indiensttreding of de maand waarin de laatste salarisschaal van toepassing is geworden.