Terugvordering

de verplichting om terug te betalen hetgeen onverschuldigd is betaald – als neergelegd in artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek – is een algemeen rechtsbeginsel. De Hoge Raad heeft zich herhaaldelijk in die termen uitgelaten (zie HR 25 oktober 1991, AB 1992/88). De Staat of de openbare lichamen kunnen op grond van het bepaalde in artikel 116a Ambtenarenwet van ambtenaren terugvorderen hetgeen te veel betaald is. Zo mogelijk kan er verrekening plaatsvinden met de bezoldiging van de ambtenaar (zie artikel 117 Aw). In de jurisprudentie heeft de Centrale Raad van Beroep de terugvorderingsmogelijkheden beperkt: indien het de ambtenaar duidelijk had moeten zijn dat hij te veel kreeg mag er binnen een termijn van twee jaar worden teruggevorderd. Indien de onterechte betaling door toedoen van de ambtenaar tot stand is gekomen, is de termijn voor terugvordering maximaal 5 jaar.