Toerekenbaarheid

de mate waarin aan de ambtenaar een verwijt kan worden gemaakt van een laakbare gedraging. Hierbij speelt mee of de ambtenaar zich bewust was van het laakbare karakter van zijn gedragingen en of hij de gedraging willens en wetens heeft uitgevoerd. Discussie over de toerekenbaarheid van gedragingen vindt meestal plaats op grond van de stelling dat de betrokken ambtenaar psychisch/medisch niet helemaal in orde is. Volledige ontoerekeningsvatbaarheid wordt echter in de jurisprudentie niet snel aangenomen. Zo oordeelde de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 18 december 1997 dat het kritiek- en oordeelsvermogen van de betrokken ambtenaar, gelet op diens toestand van algehele ontreddering, weliswaar ondermijnd waren, doch dat dit niet betekende dat hij in de bewuste periode verstoken was van ieder inzicht in het laakbare van zijn frauduleuze handelingen en evenmin van iedere wilsvrijheid (TAR 1998, nr. 43). De aanwezigheid van een alcoholprobleem vormt op zichzelf geen verontschuldigende factor bij de beoordeling van een onder invloed daarvan begaan plichtsverzuim. Zie CRvB 16 oktober 1997,TAR 1997 nr. 32.