In zijn arrest van 29 juni 2024 (Link) heeft het Europees Hof van Justitie zich uitgesproken over de situatie waarin een toeslag voor overuren alleen aan de orde is voor uren gemaakt buiten de voor voltijdwerkers vastgestelde arbeidstijd.
Kern: het Europees Hof verbiedt ongelijkheid in overwerktarieven tussen voltijd- en deeltijdwerkers.
Verpleegkundigen willen ieder uur overwerk gelijk betaald zien als hun voltijdscollega’s
Het arrest werd gegeven in een Duitse kwestie. Voor verpleegkundigen werkzaam bij een medisch laboratorium was de normale wekelijkse arbeidstijd van een voltijds werknemer gemiddeld 38,5 uur per week. Op grond van de toepasselijke cao gold een toeslag van 30% voor overuren, maar alleen voor uren buiten de arbeidstijd per kalendermaand van een voltijds werknemer.
Twee verpleegkundigen die in deeltijd werkzaam waren claimden ook een toeslag voor uren die zij buiten de in hun arbeidsovereenkomsten overeengekomen arbeidsduur werkten tot aan de grens van 38,5 uur. De praktijk was dat dergelijke uren betaald werden als ‘gewone uren’.
Een bepaling die in deze zaak tot onderwerp van geschil werd gemaakt, is ook in Nederlandse cao’s niet ongebruikelijk, met name in de zorgsector, zie bijvoorbeeld artikel 8.5 Cao ziekenhuizen, artikel 6.4.5 Cao jeugdzorg, artikel 4 Cao GGZ en artikel 3.9 Cao VVT. Daarmee is de uitkomst erg relevant voor de Nederlandse praktijk.
Historie: tot aan 29 juli 2024 kon het onderscheid gemaakt worden
Tot aan het arrest van 29 juli 2024 waren dergelijke bepalingen in lijn met Europese jurisprudentie, zie het arrest van 15 december 1994 (link) , waarin het Hof nog overwoog dat verdragsrechtelijke bepalingen over gelijke beloning voor mannen en vrouwen er niet aan in de weg stonden dat een cao slechts voorzag in de betaling van toeslagen voor overuren wanneer de in die cao voor voltijdwerknemers bepaalde normale arbeidstijd werd overschreden. De gedachte was juist dat een dergelijke regeling voorkomt dat voltijdwerkers minder gunstig worden behandeld dan deeltijdwerkers.
In het arrest van 29 juli 2024 kwam de vraag of er sprake was van ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen opnieuw aan de orde. De vraag die voorlag was of het gegeven dat vrouwen vaker dan mannen in deeltijd werken, en dus de opgedragen werkuren die vallen buiten de overeengekomen arbeidsduur minder goed beloond zien dan mannen (die vaker voltijd werken), leidde tot verboden onderscheid op grond van geslacht.
Verder legden de verwijzende rechters de vraag voor of de regeling in strijd was met de Deeltijdrichtlijn. Mogelijk werden de verpleegkundigen als deeltijders minder gunstig behandeld dan voltijdwerkers.
Het Hof kiest een andere benadering
Het Hof gaat in zijn arrest van 29 juli 2024 duidelijk een andere kant op dan in het arrest uit 1994 en begint met een toets aan de Deeltijdrichtlijn. Het hof overwoog onder meer dat de regeling de werkgever zou kunnen aanmoedigen om overuren juist op te leggen aan deeltijdwerkers in plaats van voltijdwerkers, omdat dan in ieder geval over een deel van de extra uren dan geen toeslag betaald hoeft te worden. Het nadeel voor voltijdwerkers werd ook niet meer gezien: het Hof stelt dat als extra uren meteen als overuren gaan gelden, voltijdwerkers en deeltijdwerkers op dezelfde wijze worden behandeld. Het komt er min of meer op neer dat de afgesproken arbeidsduur als maatstaf en uitgangspunt moet gelden. Het Hof acht het verschil in beloning van uren buiten de afgesproken arbeidsduur in strijd met de Deeltijdrichtlijn.
Ten aanzien van de vraag of de overwerkregeling leidde tot indirecte discriminatie tussen mannen en vrouwen overwoog het Hof dat er sprake is van indirecte discriminatie op grond van geslacht “indien komt vast te staan dat deze regeling een aanzienlijk groter percentage vrouwen dan mannen benadeelt, zonder dat tevens vereist is dat de groep werknemers die niet door de regeling wordt benadeeld te weten voltijdwerkers, uit een aanzienlijk groter aantal mannen dan vrouwen bestaat en, ten tweede, dat deze discriminatie niet kan worden gerechtvaardigd door de doelstelling om de werkgever ervan te weerhouden werknemers buiten individueel in hun arbeidsovereenkomsten overeengekomen arbeidstijd overuren te laten presteren noch door de doelstelling om te voorkomen dat voltijdwerkers minder gunstig worden behandeld dan deeltijdwerkers”.
Het staat er erg ingewikkeld. Dat zal het gevolg zijn van de statistische gegevens die in de procedure naar voren waren gebracht. Die kwamen erop neer dat in de sector waarin de kwestie speelde sowieso vooral vrouwen werken, zodat zowel onder de deeltijders als onder de voltijders het percentage vrouw groter was dan het percentage man. Het argument dat als er al onrecht is, vrouwen daar ook vaker voordeel van hebben, slaagde niet.
Tot slot
Het laat zich raden dat het arrest van 29 juli 2024 zijn gevolgen zal hebben in de Nederlandse arbeidsverhoudingen waar vergelijkbare regels gelden voor overwerktoeslagen. Het ligt voor de hand dat dit thema aan de orde zal komen bij de volgende cao-onderhandelingen. Het is in ieder geval in het belang van de werkgevers dat dit gebeurt. Het thema kan ook in individuele kwesties tussen werkgever en werknemers aan de orde komen. Uiteraard kunnen wij u daarbij adviseren. Wij volgen de ontwikkelingen op de voet. Indien u vragen hebt of tegen een specifieke casus aanloopt, kunt u altijd contact opnemen.
Contact over dit onderwerp
Martijn Steuten
Gerelateerd
Rechtsbescherming studenten in het MBO – eerste rechtspraak ABRvS
Artikel
lees meerActieve openbaarmaking komt eraan! Hoe gaan we daarmee om?
Artikel
lees meerEuropees Hof verbiedt ongelijkheid in overwerktarieven tussen voltijd- en deeltijdwerkers
Artikel
lees meerCAO akkoord Nederlandse Universiteiten
Artikel
lees meerSanctioneren bij niet-integer gedrag: weet u wat u moet doen?
Artikel
lees meerSociale veiligheid op de provinciale werkvloer
Artikel
lees meer