De cao’s binnen de onderwijssector omvatten regelingen voor sociale zekerheid, zoals een regeling voor ziekte en arbeidsongeschiktheid en een bovenwettelijke werkloosheidsregeling. In de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 januari 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:203) is geoordeeld dat de voorzieningen in geval van werkloosheid na ontslag op grond van de BWRHBO, feitelijk gelijkwaardig zijn aan de transitievergoeding. De werkgever, een Hbo-instelling, was dan ook geen transitievergoeding verschuldigd.
Per 1 januari 2020 is de gelijkwaardige voorziening uit de wet (artikel 7:673b, lid 1 BW) verdwenen. Het overgangsrecht maakt aan de gelijkwaardige voorziening binnen het onderwijs echter niet direct een einde.
Hierna bespreek ik het overgangsrecht en de verschillende onderwijscao’s. Ik rond af met een reflectie op de uitspraak van het Hof.
Inhoud overgangsrecht
Het overgangsrecht komt er, kort gezegd, op neer dat lid 1 van artikel 7:673b BW zoals dat luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) onder een aantal voorwaarden van toepassing blijft. Het gaat om een viertal voorwaarden.
In de eerste plaats moet er sprake zijn van een geldende cao op 31 december 2019. De cao moet voldoen aan de eisen van artikel 7:673b, lid 2 BW. Voorts moet die cao een gelijkwaardige voorziening bevatten zoals bedoeld in artikel 7:673b, lid 1 BW zoals dat luidde op 31 december 2019. En tenslotte moet de cao van toepassing zijn (of worden) op de arbeidsovereenkomst. Het ‘oude’ artikel 7:673b, lid 1 BW blijft in dat geval van toepassing voor de duur van de looptijd van de cao.
Het is dus mogelijk dat een werkgever ook na 1 januari 2020 geen transitievergoeding verschuldigd is indien hij de arbeidsovereenkomst opzegt of de arbeidsovereenkomst op zijn verzoek wordt ontbonden, mits voldaan wordt aan de voorwaarden.
Onderwijscao’s
De uitspraak van het Hof betrof het hoger beroep in een zaak waarin de kantonrechter de arbeidsovereenkomst had ontbonden. Het betrof een zaak uit 2019. Voor die zaak was het overgangsrecht dan ook niet relevant. Omdat de transitievergoeding hoog kan zijn, in genoemde zaak ging het om een bedrag van maar liefst 65K, is het niettemin zinvol om na te gaan of een beroep op het overgangsrecht kans van slagen heeft.
De cao HBO liep tot en met 31 maart 2020. Voor een eventueel ontbindingsverzoek van voor die datum is het overgangsrecht nog van betekenis. De looptijd van de cao MBO is voorzien tot 1 juni 2020. De looptijd van de cao VO is geëindigd per 1 oktober 2019. De nieuwe cao PO is aangemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft een beoogde looptijd van 1 januari tot 1 november 2020. De cao Universiteiten loopt van 31 december 2019 tot en met 31 december 2020.
Wat kan uit de voorgaande data worden afgeleid?
Een cao waarvan de looptijd is verstreken wordt geacht voor een gelijke periode, maar ten hoogste voor een jaar te zijn verlengd (artikel 19 Wcao). Dit brengt mee dat er voor de sectoren HBO, MBO, VO en WO ook na het verstrijken van de looptijd op grond van artikel 19 Wcao nog mogelijkheden bestaan een beroep te doen op het overgangsrecht ter zake van de transitievergoeding. Voor de sector PO bestaat die mogelijkheid niet. In die sector is immers net een nieuwe cao afgesloten.
Reflectie
In de uitspraak heeft het Hof overwogen dat de vraag of een cao een met de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening bevat een kwestie is van een feitelijke waardering aan de hand van de omstandigheden van het geval. Het Hof sluit daarmee aan bij het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:449).
In deze zaak oordeelt het Hof dat de gekapitaliseerde potentiële waarde van de voorzieningen waarop de betrokken werknemer aanspraak kan maken ongeveer 3,5 keer zo hoog is als de transitievergoeding. Het Hof acht de aanspraken dan ook feitelijk gelijkwaardig. Hierbij verdient nog opmerking dat de voorzieningen niet alleen aanspraak gaven op een bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid, maar ook op een suppletie op een elders eventueel lager te verdienen salaris en een re-integratiebudget.
Werkloosheidsregelingen die bij de cao’s van de andere onderwijssectoren horen, kennen min of meer vergelijkbare aanspraken bij werkloosheid. Er mag dan ook vanuit gegaan worden dat deze voorzieningen de toekenning van een transitievergoeding in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst of opzegging door de onderwijswerkgever in beginsel kunnen voorkomen.
Het overgangsrecht is van beperkte duur. Na afloop daarvan zijn ook werkgevers in het onderwijs de transitievergoeding verschuldigd in alle gevallen die in de wet zijn voorzien. Daarnaast moeten werkgevers rekening houden met de aanspraken op grond van de regelingen voor bovenwettelijke aanspraken bij werkloosheid.
Capra ondersteunt werkgevers in het onderwijs bij de afwegingen over het beëindigen van een arbeidsovereenkomst. Een mogelijk beroep op dit overgangsrecht maakt daar onderdeel van uit. En naast het arbeidsrecht kan Capra u ondersteunen bij vragen over integriteit, het klachtrecht, het recht van beroep van studenten, verwijdering van leerlingen en bestuurlijk toezicht. Bel met Capra voor meer informatie! Wij zijn u graag van dienst.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Daar zakt me de broek van af… een uitspraak over wangedrag in de zorg
Artikel
lees meerArbeidsongeschikte werknemer onbereikbaar. Wat nu?
Artikel
lees meerActieve openbaarmaking komt eraan! Hoe gaan we daarmee om?
Artikel
lees meerDe arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit
Artikel
lees meerHet uur U nadert: vanaf 1 januari 2025 meer risico’s bij het inhuren van zzp’ers. Is uw organisatie er al klaar voor?
Artikel
lees meerIs bevoegd ook bekwaam? Over dilemma’s in de zorg.
Artikel
lees meer