In deze selectie van arbeidsrechtelijke jurisprudentie voor het onderwijs bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken.
1. Ongefundeerde beschuldigingen leiden tot verwijdering student
Een student is van een onderwijsinstelling (ROC) verwijderd nadat hij een docent beschuldigde van ernstige en ongepaste uitspraken. De docent zou hem voor drugsdealer hebben uitgemaakt vanwege het dragen van dure kleiding. De student zette zijn aanklacht kracht bij door aan te kondigen verschillende juridische procedures te zullen opstarten en de gang naar de pers te maken. Ook deed hij voorkomen alsof er geluidsopnamen en steunbewijs van medestudenten zou zijn. De docent ontkende de beschuldigingen.
Het ROC nam de aanklacht serieus en heeft de student gelegenheid geboden met bewijzen te komen. Na vier maanden en diverse gesprekken bleef bewijs uit, maar de student hield vast aan de beschuldigingen. Wel erkende hij dat de geluidsopnames niet bestonden. Het ROC stelde dat de docent door de beschuldigingen is geconfronteerd met een onveilige situatie. De student heeft immers een ernstige beschuldiging gedaan zonder deze op enigerlei wijze te onderbouwen. De Commissie oordeelt dat de onderwijsinstelling het gedrag van de student terecht heeft aangemerkt als meervoudig ernstig wangedrag, hetgeen de verwijdering rechtvaardigt.
Klachten- en Bezwarencommissie mbo ho 17 april 2023 (42637)
2. € 130.000,- voor hoogleraar UvA in zaak vermeend grensoverschrijdend gedrag
Het dienstverband van een hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam (UvA) is na beschuldigingen van vermeend grensoverschrijdend gedrag wegens een verstoorde arbeidsverhouding beëindigd. De rechter kent hem naast een transitievergoeding van bijna € 44.000 een billijke vergoeding toe van € 85.000. Naar aanleiding van een conflict heeft de UvA een extern onderzoek laten instellen naar eerdere voorvallen rondom de hoogleraar. Uit het onderzoeksrapport komt onder meer naar voren dat junior-collega’s een zeer sterke afhankelijkheidsrelatie ervaren. Ze vinden ook dat de lat onhaalbaar hoog wordt gelegd met beperkte begeleiding. Daarnaast zou de hoogleraar op een negatieve, veroordelende en denigrerende wijze over anderen praten, hetgeen als grensoverschrijdend wordt betiteld. Het gedrag van de hoogleraar wordt door de geïnterviewden omschreven als ‘kleinerend, vernederend, kwetsend, onbeschoft, agressief, intimiderend, gedrag dat onhandig is of niet door de beugel kan’.
Naar aanleiding van het rapport volgt een gesprek en uiteindelijk maakt de UvA de gang naar de rechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst van de hoogleraar te ontbinden. De hoogleraar voert aan dat er nooit eerder opmerkingen zijn gemaakt over een onveilig (onderwijs)klimaat en zijn beoordelingen altijd positief waren. De rechter overweegt dat de bevindingen uit het rapport niet zodanig zijn dat de hoogleraar niet de kans moest krijgen zijn gedrag te verbeteren. Ook speelde mee dat de hoogleraar de klachten serieus nam en zich openstelde voor zelfreflectie. Aangezien partijen over en weer forse kritiek hadden geuit, constateerde de rechter een verstoorde arbeidsrelatie. Aangezien de UvA in deze ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, komt de hoogleraar een billijke vergoeding toe van € 85.000. In de totstandkoming van dit bedrag woog zwaar mee dat de carrière van de hoogleraar door toedoen van de UvA plotseling is geëindigd, dat de UvA in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld en dat de reputatie van de hoogleraar is aangetast.
Rechtbank Amsterdam 1 april 2022 (gepubliceerd 3 maart 2023) (ECLI:NL:RBAMS:022:3228)
3. Tentamens frauderende student terecht ongeldig verklaard
Van een student Rechtsgeleerdheid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zijn door de Examencommissie meerdere tentamens ongeldig verklaard. De student was namelijk tijdens het maken van de tentamens niet ingelogd via ‘online proctoring’ – een vorm van online surveillance – waardoor hij ongezien kon samenwerken met een andere student.
Bovendien was de similariteitsscore met het werk van een medestudente bijzonder hoog en hadden zij beiden ongeveer op hetzelfde tijdstip vrijwel gelijkluidende antwoorden ingevoerd. De rechter stelt vast dat fraude is gepleegd. Ook had de Examencommissie niet hoeven te volstaan met een waarschuwing. De opgelegde sanctie wordt niet onevenredig of disproportioneel geacht.
Raad van State 26 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1645)
4. Signaal van huiselijk geweld voldoende voor melding bij Veilig Thuis
De moeder van een 12-jarige leerling klaagt dat de school ten onrechte een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. De school zag zich hiertoe genoodzaakt nadat de leerling op school vertelde te zijn geslagen door haar vader. Ook klaagt de moeder over de wijze waarop zowel de mentor en de school zich vervolgens hebben opgesteld. De mentor zou onder meer de leerling onder druk hebben gezet bij haar verhaal te blijven.
Omdat het handelen van de mentor niet nader met feiten is onderbouwd en partijen elkaar tegenspreken voor wat betreft het handelen van de school, kan de Commissie hierover geen oordeel vellen. Wel stelt de Commissie vast dat de school in het kader van de meldcode ‘huiselijk geweld en kindermishandeling’ gehouden is een dergelijk signaal te onderzoeken. Ook heeft de school op grond van de doorlopen stappen van het meldprotocol mogen besluiten een melding bij Veilig Thuis te doen. De klacht van de moeder wordt ongegrond verklaard.
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs 7 april 2023 (39207)
5. Leerling basisschool passend onderwijs onthouden
De moeder van een leerling uit groep 2 heeft bij de Geschillencommissie een geschil voorgelegd over de verwijdering van haar zoon van school. Na een incident heeft de school verzocht om de leerling thuis te houden. Vervolgens heeft de school er maandenlang over gedaan om onderzoek te doen naar zijn ondersteuningsbehoefte. De leerling is hierdoor langdurig thuis komen te zitten. Vervolgens heeft de leerling gedurende een periode van 3 weken gedeeltelijk onderwijs ontvangen met één-op-één begeleiding. Dit traject heeft niet voor vooruitgang gezorgd. De school heeft om die reden besloten op zoek te gaan naar een andere school voor de leerling.
Naar het oordeel van de Commissie heeft de school niet adequaat opgetreden, waardoor een situatie van thuiszitten is komen te ontstaan. Bij gebrek aan enig perspectief op terugkeer naar de school – omdat niet kon worden voorzien in de onderwijsbehoefte – had de school eerder een formele procedure tot verwijdering moeten opstarten. De Commissie komt tot het oordeel dat de school niet overeenkomstig de regels van passend onderwijs heeft gehandeld. Tot het moment dat een andere school bereid is gevonden om de leerling toe te laten, heeft de school de plicht om onderwijs te verzorgen. Ook dient de school afwijking van de reguliere onderwijstijd beargumenteerd vast te leggen in het ‘ontwikkelingsperspectief’ en dit te melden bij de Inspectie van het onderwijs. De Commissie beveelt de school aan om de leerling direct toe te laten tot een volledig onderwijsprogramma.
Geschillencommissie passend onderwijs 3 april 2023 (40264)
6. Toch arbeidsovereenkomst voor beurspromovendi
In de jaren 2016 tot en met 2018 is tussen individuele beurspromovendi en het UMCG een overeenkomst gesloten over het uitvoeren van een promotieonderzoek bij het UMCG met als doel dat onderzoek af te ronden met een promotie. Deelnemers ontvingen een beurs vanuit het Profileringsfonds. De kantonrechter Groningen oordeelde eerder dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake was. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat de verhouding tussen de beurspromovendi en het UMCG wél kwalificeert als arbeidsovereenkomst. Het Hof toetst op grond van de recente rechtspraak van de Hoge Raad (het X/Amsterdam-arrest en de zaak Deliveroo). Het Hof stelt eerst de overeengekomen wederzijdse rechten en verplichtingen vast. Op basis daarvan is het oordeel dat sprake is van het gedurende zekere tijd verrichten van loonvormende arbeid in dienst van het UMCG, en dat derhalve sprake is van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW (vereisten: arbeid, loon, gezag). Volgens het Hof verrichten de beurspromovendi feitelijk loonvormende arbeid (arbeid). De beurs is voor het Hof nadrukkelijk aan het promotietraject verbonden en moet worden aangemerkt als een door het UMCG verschuldigde vergoeding voor de bedongen arbeid en is daarom loon (loon). Het UMCG is dwingend bevoegd aanwijzingen te geven met het oog op het gereed komen van het proefschrift. De verplichtingen van de beurspromovendi, de daaraan gekoppelde bevoegdheid van het UMCG hen aan de nakoming daarvan te houden, gevoegd bij de feitelijke inbedding van de beurspromovendi in de organisatie van het UMCG, maken volgens het Hof dat het UMCG feitelijk organisatorisch werkgeversgezag uitoefent (gezag). Bekijk ook het artikel op onze website.
Hof Arnhem-Leeuwarden 2 mei 2023 (ECLI:GHARL:2023:3701)
Blijf op de hoogte
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor het onderwijs? Meldt u zich dan aan voor onze nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.
Contact over dit onderwerp
Sjoerd Richters
Gerelateerd
Jurisprudentie selectie Onderwijs – september 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – mei 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – april 2024
Artikel
lees meer