In dit overzicht van jurisprudentie voor de zorgsector over de afgelopen maand bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken relevant voor de rechtspositie van zorgprofessionals en zorgwerkgevers.
1. Werkneemster betuigt spijt en mag terug naar haar werk
Werkgever levert zorg aan kwetsbare ouderen. Werknemer is coördinerend cliëntbegeleider. Op een gegeven moment belt werkneemster haar teammanager en zegt haar dat zij niet komt werken. Werkneemster voelt zich niet in staat om daarover een gesprek aan te gaan. Zij meldt zich ziek. Volgens de bedrijfsarts is er sprake van een arbeidsconflict en adviseert om in gesprek te gaan. Maar werkneemster wil eerst antwoord op haar vragen. Zij gaat niet naar het geplande gesprek. Op verzoek van de werkgever ontbindt de rechter de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Maar in hoger beroep herstelt het hof het dienstverband. Er is volgens het hof geen sprake van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Het hof betrekt hierbij de lange duur van het dienstverband, het goed inhoudelijk functioneren en het feit dat er geen reden is te vermoeden dat er weer een geschil met de leidinggevende zal gaan ontstaan. De werkneemster heeft bovendien spijt betuigd.
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 16 maart 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:882)
2. Managementovereenkomst van manager apotheek is geen arbeidsovereenkomst
Een onderneming neemt een online apotheek over. Partijen hebben onderling nadere afspraken gemaakt over het aanblijven van de manager van deze apotheek. Dit laatste is met een managementovereenkomst in de koopovereenkomst opgenomen. Volledige vrijheid in de werkzaamheden en geen gezagsverhouding zijn daarbij het uitgangspunt. Na enige tijd wordt het contract met de manager beëindigd. De manager wendt zich tot de rechter met het verzoek om hem een transitievergoeding toe te kennen. Maar naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst, en dus geen grondslag om een dergelijke vergoeding toe te wijzen. De managementovereenkomst omvat uitdrukkelijk de bedoeling van partijen om geen arbeidsovereenkomst aan te gaan. De kantonrechter verklaart de manager daarom niet-ontvankelijk.
Rechtbank Limburg 31 maart 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:2514)
3. Werkgeefster valt onder de verplichtstelling van pensioenfonds PFZW
Een werkgeefster heeft als hoofdactiviteit de levering en uitlening van ‘hulpmiddelen’. Deze hulpmiddelen bestaan onder andere uit voorzieningen op het vlak van het faciliteren in het zelf wassen en overige zelfstandigheid. Het bedrijfstakpensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) heeft werkgeefster gewezen op haar verplichtstelling ingevolge de PFZW. De hoofdactiviteit van werkgeefster is immers de uitleen van zorgartikelen. Werkgeefster stelt geen ‘zorggerelateerde’ bedrijfsactiviteiten uit te voeren. Maar de rechter volgt werkgeefster niet. Het verplichtingsbesluit stelt namelijk niet de eis dat de uitleen van de verpleegartikelen moet worden gecombineerd met een verpleegactiviteit. Werkgeefster valt naar het oordeel van de kantonrechter daarom al sinds 2014 onder de verplichtingstelling van de PFZW. Omdat werkgeefster geen onderzoek heeft gedaan naar de voor haar verplichte pensioenregeling, moet werkgeefster haar verplichting over die gehele periode alsnog nakomen.
Rechtbank Miden-Nederland 19 april 2023 (ECLI:NL:RBMNE:2023:1882)
4. Geen billijke vergoeding bij een beëindiging met wederzijds goedvinden
Betreft een medisch specialist bij een UMC. Het UMC verwijt deze specialist grensoverschrijdend gedrag naar collega’s. Er wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee het dienstverband wordt beëindigd. Partijen verlenen elkaar over en weer finale kwijting, met uitzondering van een billijke vergoeding. De specialist vordert deze vergoeding, maar de rechter wijst deze af. Volgens de rechter is er geen wettelijke grondslag voor een billijke vergoeding bij een beeindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Ook anders zou de specialist volgens de rechter geen aanspraak maken op een billijke vergoeding, nu niet is aangevoerd dat het UMC ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De specialist heeft zich van zijn kant wel op ontoelaatbare wijze gedragen.
Rechtbank Limburg 26 april 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:2903)
Blijf op de hoogte
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor de zorgsector? Meldt u zich dan aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Jurisprudentie selectie Zorg – november 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – juli 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – mei 2024
Artikel
lees meer