In dit overzicht van jurisprudentie voor de zorgsector over de maand november 2021 bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken.
1. Het door een dementerende bewoonster laten snuiven van poedersuiker
Rechtbank Noord-Holland 28 juni 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:10068)
Een medewerkster wonen & welzijn bij een zorggroep is op staande voet ontslagen, nadat zij en een collega een dementerende vrouw poedersuiker hebben laten snuiven met een rietje. Zij hadden aan de dementerende vrouw eerst voorgedaan hoe dit moest en hebben dit vervolgens gefilmd met gelach op de achtergrond. Nadat de leiding kennis had genomen van dit voorval en er onderzoek naar had gedaan, is de medewerkster ontslagen. De kantonrechter oordeelt dat dit terecht is. Er is voldoende voortvarend gehandeld. Zodra de werkgever van dit voorval afwist, heeft hij dit laten onderzoeken door een extern bedrijf. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de gedragingen van de werkneemster als een dringende reden voor ontslag gelden, omdat de medewerkster werkzaam is met een kwetsbare doelgroep. Ondanks dat werkneemster spijt betuigt en aangeeft dat het voorval als ‘lolletje’ bedoeld was, is het ontslag volgens de rechter terecht.
2. Zorginstelling maakt ongefundeerde verwijten en gaat ten onrechte voorbij aan adviezen bedrijfsarts
Rechtbank Den Haag 28 juni 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:11360)
Gaat om een manager zorg bij een thuiszorgonderneming. Haar werkgever maakt haar zeer ernstige verwijten. Zij zou niet bereikbaar zijn, geen functioneringsgesprekken houden, geen contacten onderhouden met netwerkpartners, etc. De manager meldt zich ziek. De bedrijfsarts adviseert geen contact op te nemen met de manager. De werkgever vraagt bij UWV een deskundigenoordeel aan. Daarin staat dat de manager voldoende doet aan re-integratie. Anders dan door de bedrijfsarts geadviseerd, schakelt de werkgever geen re-integratiebureau in. Werkgever verzoekt de rechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen van de manager. De rechter acht daarvan geen sprake, maar ontbindt de arbeidsovereenkomst wel wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De rechter oordeelt dat juist de werkgever verwijtbaar heeft gehandeld. De werkgever moet aan de manager daarom een billijke vergoeding van EUR 15.000,- betalen.
3. Stichting heeft in redelijkheid tot wijziging van functiemix kunnen komen
Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:3300)
Een stichting die zorg biedt aan mensen met verstandelijke beperkingen heeft de ondernemingsraad (OR) advies gevraagd over het voornemen tot wijziging van de functiemix. De OR heeft negatief geadviseerd. Stichting en OR verschillen van mening over de wijze waarop het nieuwe functiehuis ingericht moet worden. De OR beaamt dat vernieuwing van het functiehuis nodig is om in de krappe arbeidsmarkt medewerkers aan te trekken, maar vindt dat de stichting onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet gekozen is voor (extra) functiedifferentiatie. De OR legt de zaak aan het Gerechtshof Amsterdam voor (de Ondernemingskamer). Het hof oordeelt dat de stichting de besluitvorming deugdelijk heeft gemotiveerd. Het is ongelukkig dat een eerder toegekende toeslag verdwijnt, maar de medewerkers zijn daarover voldoende geïnformeerd. Het hof acht de door de stichting gemaakte keuzes bezien in het licht van het belang van de onderneming als geheel, niet onbegrijpelijk.
4. Aanspraak zorgbonus leent zich niet voor beoordeling in kort geding
Rechtbank Overijssel 29 oktober 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:4061)
Een verpleegkundige bij een thuiszorgonderneming valt wegens ziekte uit. Zij stelt recht te hebben op achterstallig loon, loonsverhoging op grond van de Cao VVT en een coronazorgbonus van EUR 1.000,- netto. Zij start een kort geding procedure. Wat betreft de zorgbonus stelt de verpleegkundige dat de werkgever deze heeft aangevraagd (wij nemen aan voor – onder meer – de betreffende verpleegkundige). De werkgever is daarna niet meer bevoegd om deze bonus al dan niet toe te kennen aan de medewerker. De werkgever fungeert slechts als doorgeefluik. De werkgever vindt echter dat alleen bij bijzondere prestaties van de medewerker overgegaan moet worden tot uitbetaling. De werkgever verklaart ter zitting dat hij de bonus zal terugstorten (wij nemen aan naar het Ministerie VWS). De rechter overweegt dat de beoordeling van de aanspraak van de verpleegkundige op de zorgbonus zich niet leent voor een kort geding procedure. De vordering wordt daarom afgewezen.
5. Werkneemster bedreigt casemanager in een telefoongesprek
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 4 november 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:3322)
Betreft een werkneemster bij een thuiszorginstelling. Zij valt wegens ziekte uit. De bedrijfsarts adviseert te starten met re-integratie. De werkneemster geeft aan het re-integratiewerk niet langer te kunnen verrichten vanwege rugklachten. Zij heeft contact gezocht met de casemanager van de verzuimbegeleidingsdienst van de werkgever. De werkneemster wilde de casemanager mededelen dat zij niet in staat was om naar de bedrijfsarts te gaan. De casemanager wijst haar vervolgens op mogelijke sancties. In het gesprek bedreigt de werkneemster de casemanager. De werkneemster wordt door de werkgever op staande voet ontslagen. De werkneemster vecht dit ontslag aan, maar het hof geeft de werkneemster ongelijk. De casemanager, die volgens de rechter geen belang heeft bij een meinedige verklaring, heeft als getuige een verklaring afgelegd. Deze verklaring wordt ondersteund door haar melding bij de politie en aan de werkgever. Daarmee staat de bedreiging volgens de rechter voldoende vast. Het ontslag blijft in stand.
6. Arbeidsverhoudingen tussen activiteitenbegeleidster en zorgboerderij onherstelbaar verstoord
Rechtbank Noord-Holland 2 november 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:10070)
Werkneemster is sinds 2018 als activiteitenbegeleidster in dienst van een zorgboerderij waar dagbesteding wordt aangeboden aan ouderen met dementieklachten. Vanaf 2019 zijn er gesprekken gevoerd tussen partijen over problemen in de arbeidsverhouding. De werkneemster accepteert instructies niet, heeft steeds een weerwoord en vaart haar eigen koers. Daarover heeft ook een gesprek plaatsgevonden onder begeleiding van een bemiddelaar. Werkneemster is vrijgesteld van werk en er is een time-outperiode ingelast. De werkneemster heeft zich ziekgemeld. Een mediationtraject heeft vervolgens niet tot een oplossing geleid. De zorgboerderij verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. Dit verzoek wordt gehonoreerd, ondanks het opzegverbod tijdens ziekte. De reden van ontbinding houdt daarmee immers geen verband. De werkneemster heeft recht op een transitievergoeding maar niet op een billijke vergoeding. Volgens de rechter heeft de werkgever voldoende gedaan om de verstoorde arbeidsverhouding te herstellen.
Blijf op de hoogte
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor de zorgsector? Meldt u zich dan aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Jurisprudentie selectie Zorg – oktober 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – september 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – augustus 2021
Artikel
lees meer