Afgelopen week was ik op bezoek in Beetsterzwaag, een dorp in het oosten van Fryslân. Het staat om diverse redenen bekend. Zo stond hier de tekentafel van het kabinet Balkenende IV. Ook is het de woonplaats van de beroemde filmacteur Rutger Hauer. Beetsterzwaag heeft ook filmische kwaliteiten in een ander opzicht: het biedt prachtige plaatjes. Het dorp staat dan ook niet voor niets bekend als de parel van Opsterlân. In het tweetalige Fryslân heet het dorp ook wel Beetstersweach. Het plaatsnaambordje Beetsterzwaag (Beetstersweach) deed mij terugdenken aan mijn eerste serieuze werkgever. Dit was de provincie Fryslân, toentertijd gevestigd aan de Snekertrekweg (Snitsertrekwei) te Leeuwarden (Ljouwert).
Als in Groningen gehuisveste Drent kende ik in Fryslân aanpassingsproblemen. Ik moest bijvoorbeeld wennen aan de grijnzende mannelijke bezoekers die ik maandagochtend aan mijn bureau kreeg als FC Groningen had verloren. Dit terwijl ik van het falen van “de FC” vaak niet eens op de hoogte was. Ook moest ik proberen de Friese taal machtig te worden. Het “moan” (goedemorgen), “noflike joen fierder” (prettige avond verder) en met nieuwjaar “folle lok en seine” (in Groningen: veul hail en zegen) had ik snel genoeg onder de knie. Maar de meeste andere uitspraken stelden mij voor raadselen.
Enige beheersing van het Fries is voor een ambtenaar van deputearre steaten toch echt wel handig. Fries is immers geen dialect (kijk uit met grapjes hierover), maar een officiële taal. Het gebruik hiervan is wettelijk verankerd. Tot voor kort in hoofdstuk 2 van de Algemene wet bestuursrecht, maar tegenwoordig in de Wet gebruik Friese taal. Beleidsstukken en besluiten zijn vaak in het Fries opgesteld. Ook veel ambtenaren spreken in de regel Fries. Een e-mail, naar bijvoorbeeld een collega van de provincie Limburg, wordt gerust ondertekend met “mei freonlijke groetnis”.
Ook in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden mag men Fries spreken. Dat levert anekdotes op als die van de ambtenaar, die zich liet bijstaan door een Randstedelijke advocate. Zij maakte sputterend bezwaar toen de leidinggevende (op influisteren van onze advocaat) in zijn verklaring een fraai staaltje onvervalst Fries ten beste gaf. Het stoom kwam deze advocate uit de oren. De rechter wuifde haar bezwaar echter weg onder verwijzing naar de wet. Eenieder wordt geacht de wet te kennen mevrouw, en lex dura sed lex. Ook in Fryslân.
In de anderhalf jaar van mijn ambtelijke carrière zette ik mijn eerste stapjes in het ambtenarenrecht. Op enige moment werd zelfs een provincieambtenaar ontslagen. Als jurist personeelszaken had ik hierin, althans in mijn beleving, een sleutelrol. Stukken rondsturen, handtekeningen halen. Bellen met de advocaat om de wensen van de directie door te brieven. Dit “terugkoppelen” (kantoorjargon pik je snel op) naar (of aan?) die directie, enzovoorts. Kopietjes maken van brieven en dossiers hoorde er ook bij. Kortom, de hele dag allerlei belangrijke dingen doen.
Het net genoemde ontslag zorgde trouwens zowaar voor wat publiciteit in met name de Leeuwarder Courant. Deze had een heuse provincie-watcher. Eén van mijn taken was het “monitoren” van de berichtgeving in deze krant, vooral die van de provincie-watcher. Zo werd ik op mijn beurt watcher van de provincie-watcher. Stond in de krant een bericht over onze kwestie dan moest ik dat dus terugkoppelen. Op enig moment haalde die kwestie inderdaad met een paginavullend artikel het ochtendblad. Dat was op een maandagochtend, dat herinner ik me nog goed. Ik koppelde mijn bevindingen getrouw terug aan mijn leidinggevende. Op de vraag van wiens hand het betreffende artikel was, antwoordde ik doodserieus: “van Sneon en Snein”. Mijn leidinggevende, genaamd Hotze en het Fries zeer wel machtig, proestte het hierop uit. Wat bleek? Sneon en snein bleek helemaal geen roemrucht Fries schrijversduo, maar een vast katern in de weekendeditie van “de Leeuwarder”. Het betekent niet meer en niets minder dan “zaterdag en zondag”.
Dat is dan wat je noemt “een leermomentje”. Die had ik toen nogal veel (en nu hopelijk iets minder). De wet van de verminderde meeropbrengst heet dat geloof ik. De provincietijd heeft me voor mijn gevoel veel opgeleverd en was inderdaad een leerzame tijd. Dankzij de provincie kan ik een paar woordjes Fries spreken. Ook kan ik bij een cursus ambtenarenrecht beweren dat ik het ambtenarenrecht zelf aan den lijve heb ondervonden, en als ervaringsdeskundige dus weet waarover ik praat (niet alle deelnemers snappen dan dat dit een grapje is, en houden mij – ten onrechte hoop ik – voor een verwaande kwast).
Er was nog iets. De provincie dreef me (hoop ik opnieuw) ongewild in handen van Capra Advocaten. Dat is alweer ruim vijf jaar geleden, zodat ik laatst tegen een doorgewinterde advocaat van de wederpartij kon zeggen: ik zit ook alweer bijna vijfenhalf jaar in het vak hoor… Of ik net als de beroemde Beetsterzwager filmacteur tot voorbij mijn zeventigste blijf doorwerken betwijfel ik. Als het aan de wetgever ligt moet dit wel gebeuren. Onlangs stemde de Eerste Kamer in met een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. Voor mij is de AOW-datum voorlopig bepaald op 23 februari 2056. Nog een kleine 41 jaar te gaan dus! Wellicht haal ik deze datum als mijn werk mij in prachtplaatsen als Beetstersweach blijft brengen. Fryslân boppe!
Gerdin Boelens
Contact over dit onderwerp
Gerdin Boelens
Gerelateerd
- Alle
- Arbeidsrecht
- Artikel
- Overheid
- Overheid Arbeidsverhoudingen
- Overheid Arbeidsverhoudingen Dossieropbouw en ontslag
- Overheid Arbeidsverhoudingen Sociale Zekerheid
- Agenda
Uitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meerOnderhandelingen voor de nieuwe CAO Gemeenten/SGO gaan weer van start!
Artikel
lees meerTijdelijk personeel…. Inhuren? Of toch maar in dienst nemen?
14 november 2024
lees meer