Ambtenaar

in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet is een ambtenaar degene die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Tot de openbare dienst behoren alle diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd. Géén ambtenaar in de zin van deze wet is degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten. Op basis van de Ambtenarenwet worden voor het ambtenaarbegrip onder de ambtenaar, indien nodig, ook gewezen ambtenaren begrepen. Het begrip ambtenaar heeft in het verleden nog wel tot wat discussie geleid, zeker met betrekking tot de vraag of ambtenaren die gedetacheerd waren buiten de openbare dienst, of die werkzaam werden bij een openbaar lichaam dat geprivatiseerd was, wel ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet zouden kunnen blijven. Oorspronkelijk huldigde de Centrale Raad van Beroep de mening dat het ambtenaarschap dan verloren ging. Op grond van een oud arrest uit 1997 van de Hoge Raad werden de ambtenaren wier ambtenaarschap verloren was gegaan, van rechtswege geacht op arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn. Sedert 2001 stelt de Centrale Raad van Beroep zich echter op het standpunt dat het ambtenaarschap, dat door aanstelling is ontstaan, alleen door ontslag verloren kan gaan. Er is geen verlies van ambtenaarschap voor een blijvend buiten de openbare dienst gedetacheerde ambtenaar. Hiermee brak de Centrale Raad van Beroep met de jurisprudentie uit het verleden (zie CRvB 22 februari 2001,TAR 2002/77). Let op! Het begrip ambtenaar wordt niet uniform gedefinieerd. Zo kent de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) een veel ruimer ambtenaarbegrip dan verwoord in de Ambtenarenwet.