vriendelijke maatregel die ertoe strekt dat de ambtenaar zijn functie gedurende een bepaalde periode niet uitoefent. Dit geschiedt in beginsel op verzoek, zonder dat daaraan de wens van de organisatie ten grondslag behoeft te liggen om de ambtenaar enige tijd kwijt te zijn. In enkele overheids-sectoren kan de maatregel ook eenzijdig worden opgelegd. Zie bijvoorbeeld artikel 33e, lid 1 ARAR: “Buitengewoon verlof van korte duur, al dan niet met behoud van volle bezoldiging, kan bovendien worden verleend in de gevallen, waarin hij, die tot verlenen van dat verlof bevoegd is verklaard, oordeelt, dat daartoe aanleiding bestaat.”