de beslissing om de doorbetaling van de bezoldiging stop te zetten. In sommige rechtspositieregelingen is bepaald dat de overheidswerkgever bevoegd is om de doorbetaling van de bezoldiging te staken, indien de ambtenaar opzettelijk nalaat zijn betrekking te vervullen. Zie artikel 3:1:1, lid 4 CAR/UWO. Hiervan kan sprake zijn bij ongeoorloofde afwezigheid. De bevoegdheid tot inhouding van de bezoldiging komt de overheidswerkgever ook toe indien de arbeidsongeschikte medewerker zich bijvoorbeeld niet houdt aan de verplichtingen rondom re-integratie, geen medewerking verleent aan medisch onderzoek, weigert informatie te verstrekken aan de bedrijfs-arts, zich niet houdt aan het verzuimprotocol, enzovoorts. Als het gaat om ziekte geldt dan vaak wel dat als achteraf blijkt dat de medewerker op grond van zijn geestelijke gezondheid geen verwijt gemaakt kan worden van zijn gedrag, de gestaakte bezoldiging alsnog wordt uitbetaald.