De werkgever is verplicht om die maatregelen te nemen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het gaat hierbij niet alleen om de inrichting van de werkruimte en de keuze voor werktuigen en gereedschappen, maar ook om de organisatie van het werk, respectievelijk de aanwijzingen van de werkgever over hoe de werktuigen en gereedschappen gebruikt moeten worden. Dit alles wordt begrepen onder de zorgplicht van de werkgever. Schiet de werkgever tekort in de zorgplicht, dan is hij in beginsel aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden. Artikel 7:658 BW, het artikel waarin deze aansprakelijkheid van de werkgever is geregeld, heeft al tot veel interessante uitspraken geleid.
Hoge eisen
We weten inmiddels dat aan werkgevers hoge eisen worden gesteld bij het realiseren van een veilige werkomgeving. Dit geldt zowel bij het voorkomen van fysiek als van psychisch letsel. Maar ook aan werknemers worden eisen gesteld. Zo moeten zij zich houden aan de instructies en veiligheidsvoorschriften van de werkgever. Of van een werknemer in dit verband ook eigen initiatief mag worden verwacht indien deze aan de doelmatigheid van de getroffen maatregelen twijfelt, is een vraag waarover de kantonrechter in Amsterdam zich onlangs moest buigen (ECLI:NL:RBAMS:2022:7569).
Zorginstelling
De zaak ging over een coördinerend verpleegkundige die werkzaam was in een zorglocatie waar ouderen met dementie of een andere beperking verbleven. In het voorjaar van 2020 – tijdens de eerste ‘intelligente’ lockdown wegens Covid-19 – gaf de werkgever met grote regelmaat nieuwe werkinstructies. Deze hadden vooral betrekking op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) zoals mondneuskapjes door het personeel mede in relatie tot de beperkte beschikbaarheid ervan. Het bewaren van voldoende afstand was voor de meeste bewoners niet mogelijk. Indien er een verdenking was van besmetting werd de bewoner getest. Vanaf dat moment werd de bewoner geïsoleerd en met hulp van pbm verzorgd. Tot het moment van verdenking kon de bewoner zich vrij over de afdeling, inclusief de gemeenschapsruimten, bewegen. Aanvankelijk gold in die gemeenschapsruimten geen verplichting voor het personeel tot het dragen van pbm.
De verpleegkundige heeft een Covid-besmetting opgelopen en ondervindt daar nog steeds hinder van. Om die reden heeft zij haar werkgever aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Zij heeft gesteld dat de zorginstelling tekort geschoten is in de zorgplicht doordat te weinig pbm beschikbaar waren.
Wel of niet genoeg pbm?
De werkgever voerde aan dat er genoeg pbm waren en dat de instructies om deze te gebruiken zorgvuldig waren opgesteld. De discussie ging echter al snel niet meer over de hoeveelheid pbm maar over de instructie wanneer pbm gebruikt moesten worden. Gebruik van pbm was pas aan de orde als van een verdenking van Covid-besmetting sprake was. De verpleegkundige wees erop dat het aan de dienstdoende arts was om te bepalen of van een dergelijke verdenking sprake was. Hoewel een van de bewoners ernstig verkouden was en de verpleegkundige toestemming voor gebruik van pbm had gevraagd, heeft de arts die toestemming niet gegeven.
Wel of niet eigen initiatief?
Had de verpleegkundige dan niet zelf tot het gebruik van pbm kunnen besluiten? Of sterker nog, had dit niet van haar mogen worden verwacht op grond van haar zorgervaring? Volgens de kantonrechter is dat niet het geval. Redengevend daarvoor achtte hij dat het de taak en de verantwoordelijkheid van de werkgever is om duidelijke en specifieke instructies te geven. Verder wees de kantonrechter erop dat de werkgever steeds benadrukte dat de gegeven instructies precies nageleefd moesten worden. In zo’n situatie kan de werkgever niet verwachten dat een medewerker juist tegen die instructie ingaat. Als de medewerker de ruimte had of mocht nemen om, bij twijfel, zelf te beslissen om pbm te gebruiken, had dit in een instructie vast moeten liggen. Dat dit niet gebeurd is, rekent de kantonrechter de werkgever aan.
Wat betekent deze overweging?
De zorgplicht van de werkgever reikt ver. Medewerkers zijn soms slordig en houden zich dan niet aan instructies. Daar moet de werkgever rekening mee houden bij het opstellen van aanwijzingen en het houden van toezicht. Het omgekeerde komt echter ook voor: medewerkers die zich strikt aan instructies houden, terwijl de instructies zelf niet volledig zijn. Ook daar moet de werkgever rekening mee houden. Dit laatste komt neer op het bieden van ruimte voor de eigen professionaliteit van de werknemer die kan leiden tot de beslissing om extra voorzorgsmaatregelen te nemen. Die ruimte moet dan wél voorzien zijn in de instructies. Zeker bij maatregelen die niet of minder bezwaarlijk zijn, zoals het gebruik van beschikbare pbm in deze zaak, ligt een aanpassing van instructies in deze lijn voor de hand.
De bescherming van de gezondheid van werknemers bij de uitvoering van de arbeid is een belangrijke verplichting van werkgevers. Zorg dat uw werk- en veiligheidsinstructies actueel en passend zijn. Hulp nodig? Bel uw advocaat bij Capra
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Uitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meerOnderhandelingen voor de nieuwe CAO Gemeenten/SGO gaan weer van start!
Artikel
lees meer15-20 klachten van AOIS over hoofdopleider, maar ontbinding tóch afgewezen
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – november 2024
Artikel
lees meerDaar zakt me de broek van af… een uitspraak over wangedrag in de zorg
Artikel
lees meerArbeidsongeschikte werknemer onbereikbaar. Wat nu?
Artikel
lees meer