De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit

De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit

De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit 150 150 Capra Advocaten

De arbeidsrechtelijke worsteling met diversiteit

Het Gerechtshof Den Haag heeft zich op 3 september 2024 uitgesproken over een kwestie die het bijzonder onderwijs raakt en ziet op de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst.

Wat was er aan de hand?

Het draait in deze zaak om een assistent docent, werkzaam op een christelijke school, die bij aanvang van zijn dienstverband een grondslagverklaring heeft getekend waarin hij de grondslag van de school onderschreef. Die verklaring zag erop dat er christelijk onderwijs werd gegeven met aandacht voor pluriformiteit en burgerschap.

Leerlingen van de school deelden in dat kader op Paarse Vrijdag armbandjes uit bij wijze van steun aan de LHBTQ+ gemeenschap. De assistent docent ging daarover in gesprek en liet zich daarbij negatief uit over LHBTQ+ leerlingen en gaf onder meer aan dat ze een psychische ziekte hadden en naar de hel zouden gaan. Ook maakte hij een spuugbeweging naar de regenboogvlag. Hij weigerde die uitlatingen terug te nemen en beriep zich daarbij op de christelijke grondslag van de school en zijn vrijheid van meningsuiting en godsdienst.

De kantonrechter ontbond zijn arbeidsovereenkomst op verzoek van de school en daartegen werd hoger beroep ingesteld.

Oordeel van het Gerechtshof (ECLI:NL:GHDHA:2024:1530)

Het Gerechtshof kwam tot het oordeel dat de grondrechten van de assistent docent hier inderdaad werden geraakt, maar dat dat onder deze omstandigheden was toegestaan.

De betrokken school heeft immers een nadrukkelijke wettelijke zorgplicht om in te staan voor de veiligheid van alle leerlingen. Dit volgt uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Daarnaast heeft de school de opdracht om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. De WVO benoemt in dat kader concreet dat het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens, en het handelen naar deze basiswaarden op school en het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid alsmede de waarde dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden.

Dat zijn grote thema’s die op onderdelen nadrukkelijk kunnen raken aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. Zeer wezenlijke grondrechten, maar ook die zijn in de praktijk niet onbegrensd. Het hof heeft in deze kwestie vastgesteld dat de uitingen van de assistent docent vallen onder de vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt in zijn rechtspraak dat een beperking daarvan alleen onder strikte voorwaarden toelaatbaar is. Die grenzen zijn nader geduid in het arrest Herbai/Hongarije. Het Europees Hof overweegt dat waar de vrijheid van meningsuiting in een andere context toelaatbaar kan zijn, dat in de context van de arbeidsverhouding niet steeds het geval is. In de arbeidsverhouding is namelijk sprake van wederzijds vertrouwen (“mutual trust”) waarin van de werknemer een zekere mate van loyaliteit mag worden verwacht. Als er sprake is van een inmenging op de vrijheid van meningsuiting moet de rechter bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van die inmenging de volgende factoren meewegen:

  • de aard en het belang van de meningsuiting;
  • de motieven van de werknemer voor de uiting;
  • de schade die de werkgever door de uiting heeft geleden;
  • de zwaarte van de door de werkgever opgelegde sanctie.

Het hof ziet in deze kwestie het ontslag als de sanctie en beziet de overige factoren in dat licht. Vastgesteld wordt dat betrokkene in zekere mate ruimte toekomt op de werkplek om zijn mening en ook zijn individuele (christelijke) geloofsovertuiging tegenover anderen te uiten. De motieven voor de uitingen die hij op Paarse Vrijdag heeft gedaan zijn volgens het hof gelegen in zijn sterke geloofsbeleving

Het hof is echter van oordeel dat het persoonlijk belang bij deze motieven en voor deze uitingen op Paarse Vrijdag 2022, hoe oprecht en persoonlijk ook, onvoldoende gewicht in de schaal leggen in het licht van de andere, zwaarder wegende belangen die hier een rol spelen. Die zien op de noodzakelijke loyaliteit tegenover de school en de wettelijke verplichtingen die op de school rusten.

Van de assistent docent mag daarom worden gevraagd dat hij zich op een respectvolle wijze tegenover de leerlingen (en tegenover collega’s) moet uiten. Zijn uitlatingen getuigen daar niet van. Het hof zet deze als niet respectvol en niet proportioneel. Zijn uitlatingen en gedragingen acht het hof kwetsend voor de leerlingen tegen wie zijn uitlatingen zich hebben gericht.

Het hof stelt vervolgens vast dat de sanctie hier proportioneel was. Daarbij geldt dat in dit geval het ingediende ontbindingsverzoek als de zwaarst denkbare sanctie in de arbeidsverhouding moet worden beschouwd en dat hierbij terughoudendheid past omdat ervoor gewaakt moet worden dat hiervan een “chilling effect” kan uitgaan, dat wil zeggen dat anderen, gelet op de zwaarte van de sanctie, worden ontmoedigd van hun grondwettelijke rechten gebruik te maken. Het feit dat betrokkene in zijn overtuiging en mening bleef volharden maakt die sanctie hier desondanks proportioneel.

Het hof rekende de docent daarmee nadrukkelijk aan dat hij bij zijn standpunten bleef, ook toen hij daar kritisch en indringend op werd aangesproken. Het noodzakelijke veilige schoolklimaat ging hier uiteindelijk voor en het hof bekrachtigt daarmee de uitspraak van de kantonrechter.

Conclusie

Grondrechten inperken is ook voor een werkgever geen gemeengoed. Uit deze uitspraak volgt dat andere verplichtingen kunnen prevaleren, maar dat de lat daar wel – terecht – hoog voor ligt. Als de assistent docent zich iets flexibeler en ontvankelijker had opgesteld, dan zou het waarschijnlijk hier niet tot een ontbinding zijn gekomen. Degene die zich op een grondrecht beroept moet zich dan ook rekenschap blijven geven van zijn eigen gedrag en verantwoordelijkheden. Een grondrecht is geen vrijbrief, zoveel is zeker.

Contact over dit onderwerp

Bart Jeroen Boiten

Bart Jeroen Boiten

Advocaat
Vestiging:
Zwolle
Sector:
Onderwijs, Overheid
Expertteam:
Arbeidsrecht, Ambtenarenrecht, Onderwijsrecht, Reorganisatie, Normalisering
Telefoon:
038 - 423 54 14
Mobiel:
06 48 18 15 94

Gerelateerd

Jurisprudentie selectie Zorg – november 2024 150 150 Capra Advocaten

Jurisprudentie selectie Zorg – november 2024

Artikel

lees meer
Arbeidsongeschikte werknemer onbereikbaar. Wat nu? 150 150 Capra Advocaten

Arbeidsongeschikte werknemer onbereikbaar. Wat nu?

Artikel

lees meer

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte over ontwikkelingen, interessante jurisprudentie en wetswijzigingen op het gebied van arbeidsverhoudingen binnen de sectoren overheid, onderwijs en zorg. Selecteer welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen en wij houden u op de hoogte.

Vestiging Den Haag
Laan Copes van Cattenburch 56
2585 GC Den Haag
Telefoon 070-364 81 02
Fax 070-361 78 47
denhaag@capra.nl

Vestiging ‘s-Hertogenbosch
Willem van Oranjelaan 2
5211 CT ‘s-Hertogenbosch
Telefoon 073-613 13 45
Fax 073-614 82 16
s-hertogenbosch@capra.nl

Vestiging Zwolle
Terborchstraat 12
8011 GG Zwolle
Telefoon 038-423 54 14
Fax 038-423 47 84
zwolle@capra.nl

Vestiging Maastricht
Spoorweglaan 7
6221 BS Maastricht
Telefoon 043-7 600 600
Fax 043-7 600 609
maastricht@capra.nl