De kantonrechter in Groningen heeft zich onlangs gebogen over de vraag of studentpromovendi een arbeidsovereenkomst hebben met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMGC). Dat is volgens de kantonrechter niet het geval.
Situatie
Het UMGC kent een programma van 2 tot 2,5 jaar, waarbij de opleiding tot arts gecombineerd kan worden met een promotieonderzoek. Deelnemers krijgen een beurs vanuit het zogeheten Profileringsfonds. In hun overeenkomst staat dat partijen niet beogen om een ambtelijke aanstelling of arbeidsovereenkomst aan te gaan. Op de beurs worden wel loonbelasting en sociale premies ingehouden. 48 eisers, deelnemers aan dit traject, stellen dat feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Zij stellen dat zij hetzelfde doen als werknemerspromovendi en daarom op dezelfde wijze behandeld moeten worden.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat het doel van de overeenkomst van de studentpromovendi met de universiteit met name is gericht op hun opleiding, de inspanningen om dit opleidingsdoel te halen niet als arbeid zijn aan te merken, zij een beurs ontvangen in plaats van loon dat er geen gezagsverhouding is, anders dan dat zij instructies krijgen die behoren bij een onderwijssituatie als hier aan de orde, en – als ‘uitsmijter’ – dat studentpromovendi geen arbeidsrechtelijke bescherming verdienen, in de zin van ‘nodig hebben’. Om deze redenen kwalificeert de overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst.
Opmerking over de uitspraak
De kantonrechter Groningen is behoorlijk streng voor de studentpromovendi. De Hoge Raad heeft eerder in het Beurspromovendi-arrest van 2006 aangenomen dat studentpromovendi/beurspromovendi bij de UvA wél een arbeidsovereenkomst hadden. Het hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in 2013 dat promotiestudenten (ook werkzaam bij de RUG), géén arbeidsovereenkomst hadden. In die zaak werd, anders dan in de uitspraak van de kantonrechter Groningen, geen opleidingsovereenkomst aangenomen, maar werd wel geconcludeerd dat sprake was van arbeid. Op grond van de overige omstandigheden van het geval was er echter geen arbeidsovereenkomst. Kennelijk is de overeenkomst van een promotiestudent telkens iets anders.
In het licht hiervan blijkt de afweging van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval bepalend in een (rechts)zaak. De uitkomst laat zich niet gemakkelijk voorspellen.
Relevantie van de uitspraak voor bijv. stageovereenkomst, leer-werkovereenkomst, onderwijs- en opleidingsovereenkomst
Als uitgangspunt dient te worden beschouwd dat er géén sprake is van een arbeidsovereenkomst als de arbeidsrelatie op papier én in de praktijk niet voldoet aan de kenmerken van een arbeidsovereenkomst (‘arbeid’, ‘gezag’ en ‘loon’).
Uit de verschillende uitspraken kan (voorzichtig) worden afgeleid dat wanneer een overeenkomst tussen student of scholier en onderwijsinstelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een opleidingsdoel heeft, deze overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst kwalificeert – omdat het element arbeid ontbreekt.
Dit is in lijn met het oude arrest uit 1982 van de Hoge Raad Hesseling/Stichting De Ombudsman (ECLI:NL:HR:1982:AV0442) waarin een ‘stageovereenkomst’ tegen beloning niet kwalificeerde als arbeidsovereenkomst, aangezien de activiteiten van Hesseling waren gericht op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring, dit mede met het oog op de voltooiing van zijn opleiding.
Waarschuwing
De A-G (belangrijkste adviseur van de Hoge Raad) kwam in de rechtszaak van Hesseling tot de bevinding dat de verschillen tussen een stageovereenkomst tegen beloning en een arbeidsovereenkomst moeilijk anders dan in de vorm van ‘een meer of minder’ kunnen worden aangegeven, aangezien bij beide al snel kan worden gesproken in termen van ‘arbeid’, ‘gezag’ en ‘loon’ (essentialia van een arbeidsovereenkomst): ‘een stagiair ontvangt minder loon, maar meer begeleiding en instructie dan een werknemer, terwijl de door een stagiair verrichte werkzaamheden meer gericht zijn op het nut voor hemzelf in verband met de te bereiken leerdoelen dan voor de werkgever’, aldus de A-G. Dit is een opvatting die in de literatuur algemeen is aanvaard. Hierbij ontkom je echter niet aan een geleidelijke overgang van stage-, leer- of opleidings- naar arbeidsovereenkomst.
Zo zal een stageovereenkomst in het kader van een bepaalde beroepsopleiding niet snel de kwalificatie van arbeidsovereenkomst krijgen, maar kan dat anders liggen indien de stageovereenkomst met een volledig opgeleide beroepsbeoefenaar wordt gesloten of als sprake is van een leer-werkovereenkomst waarbij het zwaartepunt ligt op werken.
Bij twijfel of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst kan kwalificeren, mét alle arbeidsrechtelijke gevolgen van dien, kunnen de advocaten van Capra adviseren. Neem gerust contact op.
Contact over dit onderwerp
Sjoerd Richters
Gerelateerd
Grensoverschrijdend gedrag en de billijke vergoeding
Artikel
lees meerPast de medezeggenschapsstructuur nog bij de (gewijzigde) organisatie?
Artikel
lees meerUitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meerOnderhandelingen voor de nieuwe Cao Gemeenten/SGO gaan weer van start!
Artikel
lees meer15-20 klachten van AOIS over hoofdopleider, maar ontbinding tóch afgewezen
Artikel
lees meerRechtsbescherming studenten in het MBO – eerste rechtspraak ABRvS
Artikel
lees meer