Jurisprudentie selectie Onderwijs – september 2021

Jurisprudentie selectie Onderwijs – september 2021

Jurisprudentie selectie Onderwijs – september 2021 150 150 Capra Advocaten

In deze selectie van arbeidsrechtelijke jurisprudentie voor het onderwijs bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken.

1. Uitleg begrip ‘derden’ in vaststellingsovereenkomst

Rechtbank Midden-Nederland 4 augustus 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:3985 )

Middels een vaststellingsovereenkomst is de arbeidsovereenkomst van een docent beëindigd. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat partijen geen negatieve uitlatingen over elkaar aan derden zullen doen. Na verloop van tijd solliciteert de docent bij een andere school. Deze school behoort ook tot de stichting waartoe de voormalige school waar de docent werkte behoort. Na een sollicitatiegesprek wordt door de stichting aan de docent medegedeeld dat de keuze op hem is gevallen. Vervolgens wordt bij de vorige werkgever geïnformeerd naar de ervaringen met de docent. Naar aanleiding daarvan wordt een dag later aan de docent medegedeeld dat de keuze toch op iemand anders is gevallen. De gemachtigde van de docent stelt bij brief dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarbij wordt verzocht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst wordt nagekomen en te bevestigen dat de vorige school zich niet meer negatief zal uitlaten over de docent. Op dit verzoek wordt afwijzend beslist. In de brief wordt vermeld dat de scholen behoren tot dezelfde werkgever en dat geen sprake is van negatieve uitlatingen aan derden. De docent stelt in beroep dat zijn oude school tekort is geschoten in nakoming van de vaststellingsovereenkomst door het doen van negatieve uitlatingen. Het geschil richt zich op de uitleg van het begrip ‘derden’ in de vaststellingsovereenkomst, omdat de vorige school het conflict waardoor de docent vertrok heeft gemeld aan de nieuwe school. De kantonrechter stelt vast dat de scholen tot dezelfde stichting behoren. Er is geen sprake van uitlatingen aan derden.

2. Onterechte schorsing naar aanleiding van uitspraken in een interview

Rechtbank Noord-Nederland 30 juni 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:2696)

In dit kort geding stond de schorsing van een docent centraal. De docent werd via de radio door de lokale omroep geïnterviewd over de school waar hij werkzaam is. De aanleiding voor het interview was een kritisch artikel in het dagblad Trouw dat was ingegeven door een groep anonieme docenten. In het interview heeft de docent zijn mening gegeven over de situatie op de school. Naar aanleiding van de berichten in de media heeft de schoolleider contact opgenomen met de docent. De volgende dag is een e-mailbericht aan de docent verzonden waarin hij per direct op non-actief werd gesteld vanwege zijn uitlatingen in het interview. Zo werd aangenomen dat de docent had gezegd dat de school “een dictatoriale malafide organisatie is’’. In een reactie gaf de docent aan dat hij zoiets nooit heeft gezegd. De docent vorderde in kort geding dat hij werd toegelaten tot zijn arbeid en eiste rectificatie. De kantonrechter was het met de docent eens dat de schorsing in strijd was met de geldende regels inzake de hoorplicht. Verder oordeelde de kantonrechter dat de school geen zwaarwegend belang had om tot schorsing over te gaan. De uitlatingen van de docent vielen in het niet in vergelijking met de verdachtmakingen in het artikel van Trouw. De schorsing werd daarom voorshands als onrechtmatig aangemerkt.

3. Ernstig verwijtbaar handelen door de school

Rechtbank Noord-Nederland 23 juli 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:3686)

Een docent werkte sinds 1998 op een middelbare school. Vanaf 2007 tot 2017 vervulde hij de functie van teamleider. In 2017 is een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij werd bepaald dat hij verder zou gaan als docent wiskunde. In de overeenkomst is tevens opgenomen dat partijen zich niet negatief over elkaar zullen uitlaten. Medio 2020 heeft de schoolleiding geluiden opgevangen dat binnen de wiskundesectie een gebrek bestaat aan onderling vertrouwen, samenwerking en communicatie. Voor een bespreking in het kader van een extern onderzoek meldde de docent zich af, maar een dag later heeft hij een e-mail verzonden aan de sectiegenoten en aan de teamleider. Daarin uitte hij volgens de schoolleiding ongefundeerde kritiek en grove beschuldigingen, op een wijze die onprofessioneel en oncollegiaal is en in strijd is met het beleid binnen de scholengemeenschap. Daarop heeft de directeur een gesprek gevoerd met de docent. In dat gesprek heeft de docent zijn eerdere woorden niet terug willen nemen. De schoolleiding heeft vervolgens, met behulp van een advocaat, aangestuurd op beëindiging van het dienstverband en stond niet open voor het voorstel van de docent van mediation. Vervolgens is door de school ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen. Aan dit verzoek is het e-mailbericht waarin de docent zijn kritiek uit ten grondslag gelegd. Het verzoek is door de kantonrechter afgewezen, onder andere omdat van een schooldirecteur enig incasseringsvermogen mag worden verwacht als het gaat om kritiek van docenten. In het kader van de eerder afgesloten vaststellingsovereenkomst en de bepaling over het niet negatief uitlaten, merkt de kantonrechter op dat een dergelijke bepaling in het algemeen geldt richting externe partijen. Wel wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Daarbij zag de kantonrechter reden om een billijke vergoeding aan de docent toe te kennen, omdat de school niet heeft geprobeerd de verstoorde relatie te herstellen.

4. Onderwijsinspectie mag rapport publiceren

Rechtbank Den Haag 7 september 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:9833)

Naar aanleiding van een artikel dat in het NRC Handelsblad is verschenen heeft de onderwijsinspectie een onderzoek gestart naar de sociale veiligheid van LHBTI-leerlingen op een scholengemeenschap. Het artikel betrof de wijze waarop wordt omgegaan met homoseksualiteit binnen de scholengemeenschap. In het definitieve rapport van de inspectie staat in de conclusie onder meer vermeld dat er tekortkomingen zijn ten aanzien van de psychische, fysieke en sociale veiligheid van alle leerlingen. De scholengemeenschap vordert in kort geding onder andere de inspectie te verbieden om over te gaan tot openbaarmaking van dit rapport, omdat dit een onjuist beeld van de situatie zou geven en daardoor onrechtmatig zou zijn jegens de scholengemeenschap. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de passages over sociale veiligheid en beleid aanvaardbaar zijn en ziet ook geen redenen om te twijfelen aan de conclusies die zijn getrokken in het rapport. Daarbij heeft de inspectie een grote beoordelingsruimte bij de oordelen die zij velt in haar rapportage. De vorderingen worden afgewezen en de inspectie mag het rapport onverkort publiceren.

5. Afwijzing Wob-verzoek

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1611)

De Inspectie van het Onderwijs heeft een Wob-verzoek ontvangen dat zag op alle “documentatie omtrent meldingen en/of mededelingen en/of vragen van, door, of over het Cheider scholengemeenschap die zijn gedaan of gesteld aan (vertrouwens)inspecteurs dan wel medewerkers anderszins in de meest ruime zin van het woord”. In het bijzonder zag het verzoek op vermeend (seksueel) misbruik c.q. mishandelingen. Het verzoek is door de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media geweigerd op grond van het absolute geheimhoudingsregime van artikel 6, lid 4 van de Wet op het onderwijstoezicht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en overwoog dat de minister terecht de stukken als vallend onder het absolute geheimhoudingsregime heeft aangemerkt. Over de overige stukken die niet onder dat regime vallen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister openbaarmaking achterwege mocht laten vanwege het belang van inspectie, controle en toezicht. In hoger beroep wordt namens de Wob-verzoekers aangevoerd dat de vertrouwensinspecteur geen effectief dwangmiddel heeft om aangifte van het bevoegd gezag te bewerkstelligen. Daarnaast wordt gesteld dat openbaarmaking van de informatie een groot maatschappelijk belang dient en dat het niet openbaar maken strijdig is met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 3 en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Afdeling gaat hier niet in mee en oordeelt dat de minister terecht het Wob-verzoek heeft afgewezen.

6. Ondanks ziekte ontbinding van de arbeidsovereenkomst

Gerechtshof Den Haag 17 augustus 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1573)

Een docente van een middelbare school is sinds 2017 regelmatig uitgevallen met medische klachten. Tussen partijen bestaat vanaf medio 2019 een langdurig verschil van mening over de jaartaak en het ouderschapsverlof. In oktober 2019 heeft de docente zich ziek gemeld. De bedrijfsarts vermeldde in zijn verslag dat de klachten niet kunnen worden aangemerkt als ziekte of gebrek die leiden tot medische beperkingen, maar dat wel sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De bedrijfsarts heeft mediation geadviseerd en dat heeft plaatsgevonden van 5 november 2019 tot en met 15 juli 2020. Bij e-mail van 20 maart 2020 heeft de school aan de docente laten weten dat het meningsverschil over de jaartaak en het ouderschapsverlof overeenkomstig de wensen van de docente zouden worden opgelost. Daarbij werd echter wel vermeld dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Op 20 juli 2020 heeft de docente zich wederom ziek gemeld en zij bleef onafgebroken arbeidsongeschikt. De kantonrechter oordeelde dat het opzegverbod tijdens ziekte het ontbindingsverzoek in de weg stond. Het hof oordeelde daarentegen dat het ontbindingsverzoek geen verband hield met de ziekte en dat de arbeidsverhouding al geruime tijd verstoord was. De verstoring van de arbeidsverhouding was van dien aard dat daardoor volgens de bedrijfsarts de medische klachten van de docente aanwezig zouden blijven en een terugkeer niet mogelijk was zolang de situatie niet zou veranderen.

7. Opzegverbod beschermt MR-lid tegen ontslag

Rechtbank Rotterdam 5 juli 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:7520)

Een teamleider van een school is ook (sinds eind 2017) lid van de medezeggenschapsraad. Vanaf eind 2017 is er een nieuwe directeur-bestuurder. In 2018 is door de bestuurder het teamleiderschap van de werkneemster afgenomen. In november 2019 heeft laatstgenoemde zich ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft in mei 2020 geadviseerd dat de werkneemster per 15 juni 2020 haar werk volledig kon hervatten. De directeur-bestuurder heeft de werkneemster niet toegelaten tot haar werkzaamheden. Naar aanleiding van een integriteitsonderzoek naar het functioneren van het bestuur, de medezeggenschapsraad en de raad van bestuur heeft de bestuurder zijn functie neergelegd. Werkneemster is door de nieuwe bestuurder na de zomer toegelaten tot het werk. Ook heeft zij haar functie teruggekregen en is zij weer toegelaten tot het managementteam. In 2020 zijn onderzoeken ingesteld door de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en door de Onderwijsinspectie. De overkoepelende stichting van de school heeft zelf een onderzoek laten verrichten naar de situatie binnen het zorgteam door een extern bureau. In het rapport werd geconcludeerd dat er behoefte was om de effecten van het conflict tussen de directie en medezeggenschapsraad binnen het zorgteam af te sluiten. Ook werd in het rapport geconcludeerd dat de positie van werkneemster, gelet op haar rol in het conflict, niet langer houdbaar was. Dat rapport is op 23 november 2020 met de werkneemster besproken en in een gesprek op 30 november 2020 is aan haar medegedeeld dat zij per direct uit haar functie wordt ontheven. Daarna is zij in januari 2021 voor drie maanden geschorst. Tegen beide beslissingen is beroep ingesteld door de werkneemster en beide beroepen zijn door de Commissie van beroep funderend onderwijs gegrond verklaard. De school verzocht vervolgens om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelde dat de verstoorde arbeidsverhouding samenhing met het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad en wees het verzoek af.

Blijf op de hoogte

Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor het onderwijs? Meldt u zich dan aan voor onze nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.

Contact over dit onderwerp

Gerelateerd

Jurisprudentie selectie Onderwijs – juni 2021 150 150 Capra Advocaten

Jurisprudentie selectie Onderwijs – juni 2021

Artikel

lees meer
Jurisprudentie selectie Onderwijs – maart en april 2021 150 150 Capra Advocaten

Jurisprudentie selectie Onderwijs – maart en april 2021

Artikel

lees meer

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte over ontwikkelingen, interessante jurisprudentie en wetswijzigingen op het gebied van arbeidsverhoudingen binnen de sectoren overheid, onderwijs en zorg. Selecteer welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen en wij houden u op de hoogte.

Vestiging Den Haag
Laan Copes van Cattenburch 56
2585 GC Den Haag
Telefoon 070-364 81 02
Fax 070-361 78 47
denhaag@capra.nl

Vestiging ‘s-Hertogenbosch
Willem van Oranjelaan 2
5211 CT ‘s-Hertogenbosch
Telefoon 073-613 13 45
Fax 073-614 82 16
s-hertogenbosch@capra.nl

Vestiging Zwolle
Terborchstraat 12
8011 GG Zwolle
Telefoon 038-423 54 14
Fax 038-423 47 84
zwolle@capra.nl

Vestiging Maastricht
Spoorweglaan 7
6221 BS Maastricht
Telefoon 043-7 600 600
Fax 043-7 600 609
maastricht@capra.nl