In dit overzicht van jurisprudentie voor de zorgsector over de maand september 2021 bespreken we weer diverse rechterlijke uitspraken.
1. Disfunctionerende medisch specialist
Parket bij de Hoge Raad 25 juni 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:661)
Zowel kantonrechter als gerechtshof hebben het verzoek van een universitair medisch centrum (UMC) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een medisch specialist (wegens disfunctioneren), afgewezen. Het UMC stelt daartegen cassatie in bij de Hoge Raad. Voordat de Hoge Raad uitspraak doet, geeft de procureur-generaal een advies bij het cassatieberoep. Dit advies, dat zwaarwegend is, luidt om het cassatieberoep te verwerpen. Volgens de procureur-generaal heeft het hof namelijk een juist toetsingskader gehanteerd. Na wisseling van de leiding zijn er tekortkomingen gesignaleerd, waarbij het aanvankelijk alleen ging om praktische kwesties. Vervolgens is een inhoudelijk onderzoek gestart, waarna in hoog tempo is aangekoerst op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zonder dat de medisch specialist een reële kans op verbetering is geboden. Het komt erop neer dat het dienstverband terecht in stand gebleven is. Of de Hoge Raad het advies van de procureur-generaal overneemt, is afwachten. De uitspraak van de Hoge Raad, die waarschijnlijk binnen enkele maanden zal volgen, zal in ieder geval van groot belang zijn.
2. Grensoverschrijdend gedrag
Rechtbank Rotterdam 21 juli 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:8100)
Betreft een facilitair medewerker bij een universitair medisch centrum (UMC), die daar vanaf 25 juni 2012 in dienst is. In juli 2020 krijgt hij een officiële waarschuwing wegens ongewenste bejegening – tijdens werktijd – van een medisch studente. Bij herhaling zou de arbeidsovereenkomst beëindigd worden. Bijna een jaar later geeft deze medewerker een collega in de keuken een knuffel. Bovendien zijn er vrouwelijke collega’s die zich over hem beklagen. Uit anonieme verklaringen blijkt dat de medewerker hen lastig viel. Hij maakt seksueel getinte opmerkingen. De medewerker wordt op staande voet ontslagen, en vecht dit ontslag aan. De rechter laat het ontslag in stand. Weliswaar is het ontslag vooral gebaseerd op anonieme verklaringen, maar de medewerker heeft de inhoud daarvan volgens de rechter onvoldoende weersproken. Voor de rechter is verder van belang dat het UMC een toonaangevend ziekenhuis is, dat een belangrijke maatschappelijke functie vervult, en waarvoor het naleven van professionele omgangsvormen van groot belang is.
3. Ongepaste berichten
Rechtbank Gelderland 24 augustus 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:4701)
Deze uitspraak gaat om een werkneemster in dienst bij een zorginstelling, gespecialiseerd in complexe (ouderen)zorg. Binnen deze instelling voeren de verpleegkundigen het vaccinatiebeleid uit. Werkneemster heeft berichten op LinkedIn geplaatst, waarin het vaccineren tegen Corona wordt bestempeld als ‘genocide’ en waarin zij vergelijkingen maakt met de Tweede Wereldoorlog en met de Jodenvervolging. De kantonrechter kwalificeert deze uitlatingen als ‘emotioneel, veroordelend en beledigend’. Werkneemster beroept zich op haar vrijheid van meningsuiting, maar deze vrijheid is volgens de rechter niet onbegrensd. De rechter stelt vast dat er bij de instelling is geklaagd over de inhoud van de berichten, waardoor er schade is geleden. Na het krijgen van een waarschuwing heeft werkneemster geen poging ondernomen om deze schade te herstellen. De uitingen zijn in strijd met het goed werknemerschap. De arbeidsovereenkomst wordt door de rechter ontbonden vanwege verwijtbaar handelen. Wel is zorginstelling de werkneemster een transitievergoeding verschuldigd.
4. Een nietig proeftijdbeding
Rechtbank Den Haag 24 augustus 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:9631)
Het dienstverband van een werkneemster bij een haartransplantatie-kliniek wordt opgezegd. Daarbij heeft de kliniek beroep gedaan op het proeftijdbeding. De werkneemster wil niet terug, maar maakt wel aanspraak op vergoedingen. Aan haar verzoek legt werkneemster ten grondslag dat het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst ongeldig is. De wet bepaalt immers dat een proeftijdbeding nietig is, indien het beding is opgenomen in een opvolgende arbeidsovereenkomst, tenzij die overeenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer eist dan de vorige arbeidsovereenkomst. Tussen partijen staat vast dat werkneemster en de kliniek met de arbeidsovereenkomst van 1 januari 2021 een opvolgende arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Dat betekent dat het proeftijdbeding nietig is, en de opzegging dus ook niet rechtsgeldig is. De verzochte vergoeding van € 2.548,58 wegens onregelmatige opzegging wordt aan werkneemster toegewezen, evenals de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
5. Verboden onderscheid naar geslacht (zwangerschap)
Gerechtshof Den Haag 31 augustus 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:1638)
Betreft een werkneemster bij een zorginstelling op het gebied van psychiatrie en verslaving. De werkneemster stelt dat de instelling de arbeidsovereenkomst niet heeft voortgezet, omdat de werkneemster in verwachting is. Zij vraagt om een billijke vergoeding. Het hof overweegt in hoger beroep dat de instelling al enige tijd bekend was met de zwangerschap van werkneemster, en dat de instelling onvoldoende heeft gedaan om werkneemster geschikte diensten te laten draaien en te voorkomen dat ze min-uren zou krijgen. Dit alles heeft het hof voldoende geacht voor het vermoeden dat de door de instelling aangevoerde reden van ontslag samenhing met haar zwangerschap. Er zou daarom sprake zijn van een verboden onderscheid naar geslacht (zwangerschap). Het hof heeft de instelling in de gelegenheid gesteld om (tegen)bewijs te leveren tegen dit vermoeden, maar de instelling slaagt daar niet in. Dit leidt tot de conclusie dat de instelling ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor werkneemster recht heeft op een billijke vergoeding van € 40.000,-.
6. Verstoorde arbeidsverhouding door toedoen werkgever
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 september 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:8604)
Aan een werknemer bij een ouderenzorg instelling, welke instelling in 2019 gefuseerd is met een andere zorginstelling, is een voorstel gedaan voor beëindiging van zijn dienstverband. Tot overeenstemming kwam het niet. De werkgever heeft vervolgens een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft de werknemer hierbij de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 25.000,- toegekend. Tegen deze beslissing is de werknemer in hoger beroep gegaan. Werknemer is van mening dat een hogere vergoeding moet worden toegekend. Het hof beslist dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, door de werknemer plotsklaps als incompetent buitenspel te zetten. Door toedoen van de werkgever is de arbeidsverhouding verstoord. Op grond daarvan wijst het hof een billijke vergoeding aan werknemer toe van € 38.500,-.
Blijf op de hoogte
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste jurisprudentie voor de zorgsector? Meldt u zich dan aan voor onze maandelijkse nieuwsbrief met rechterlijke uitspraken.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Jurisprudentie selectie Zorg – augustus 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – juli 2021
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – juni 2021
Artikel
lees meer