Inmiddels is het alweer ruim een jaar geleden dat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking is getreden. De overgang van het ambtenarenrecht naar het civiele arbeidsrecht is voor veel overheidswerkgevers zonder grote problemen verlopen. En uit de rechterlijke uitspraken die sinds 1 januari 2020 zijn verschenen, blijkt dat kantonrechters over het algemeen goed op de hoogte zijn van de juridische kaders die van toepassing zijn op ambtenaren, zoals de hoge integriteitseisen.
Kort voor de jaarwisseling heeft de kantonrechter te Utrecht echter een uitspraak gewezen waarin de Ambtenarenwet 2017 naar mijn mening niet op de juiste manier werd toegepast (uitspraak van 4 december 2020, gepubliceerd op 21 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5485). Ook de werkgever, een gemeente, lijkt een deels onjuiste argumentatie te hebben gevolgd. Alle reden dus om deze uitspraak te bespreken.
Ontslag wegens langdurige ziekte zonder transitievergoeding
De uitspraak heeft betrekking op een medewerker van de gemeente in de functie van planner-werkvoorbereider die werd ontslagen wegens langdurige ziekte. De gemeente heeft bij besluit van 16 december 2019, dus net voordat de Wnra in werking trad, aan de medewerker ontslag verleend, per 1 maart 2020. Het einde van het dienstverband was daardoor gelegen na inwerkingtreding van de Wnra.
De ambtenaar tekende bezwaar aan tegen het ontslagbesluit. Hij verzette zich niet alleen tegen het verleende ontslag, maar ook tegen het gegeven dat de gemeente aan hem geen transitievergoeding had toegekend.
Het college van burgemeester en wethouders verklaarde het bezwaar ongegrond. In de beslissing op bezwaar merkte het college op dat tegen de afwijzing van het verzoek om een transitievergoeding toe te kennen geen beroep kon worden ingesteld en dat de ambtenaar zich daarvoor tot de civiele rechter moest wenden.
Werknemer verzoekt in rechte om een transitievergoeding
De inmiddels ex-ambtenaar heeft vervolgens inderdaad een juridische procedure opgestart bij de civiele rechter. Hij heeft de kantonrechter verzocht om de gemeente te veroordelen tot het betalen van een transitievergoeding van ruim € 54.000,00 bruto. Ter onderbouwing wees hij erop dat zijn dienstverband na inwerkingtreding van de Wnra was geëindigd, dat het een beëindiging op initiatief van de werkgever betrof en dat hij daarom een transitievergoeding had moeten ontvangen.
Recht op een transitievergoeding?
Het is op zichzelf juist dat als een arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd, de werknemer aanspraak kan maken op een transitievergoeding (tenzij de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, of als er een andere uitzonderingssituatie van toepassing is). De gemeente stelde zich echter op het standpunt dat, omdat het ontslagbesluit dateerde van vóór 1 januari 2020, daarop het oude recht – het ambtenarenrecht – van toepassing was gebleven, zodat de ambtenaar geen aanspraak kon maken op een transitievergoeding. De gemeente verwees hierbij naar artikel 16 van de Ambtenarenwet 2017 (Aw). De gemeente verzette zich overigens ook tegen de hoogte van de gevraagde transitievergoeding.
Onjuiste uitleg artikel 16 Ambtenarenwet 2017
In de genoemde uitspraak overweegt de kantonrechter dat in deze procedure de vraag voorligt of de aanstelling van de ambtenaar per 1 januari 2020 is omgezet in een arbeidsovereenkomst en of de ambtenaar dientengevolge recht heeft op een transitievergoeding.
Op grond van de wetsgeschiedenis bij artikel 16 Aw komt de kantonrechter vervolgens tot de conclusie dat, nu het dienstverband is beëindigd door middel van een vóór 1 januari 2020 genomen ontslagbesluit, het recht van toepassing is dat gold tot 1 januari 2020 (en dus niet het civiele arbeidsrecht).
Mijns inziens past de kantonrechter artikel 16 Aw hier niet goed toe. In artikel 14, eerste lid, Aw is vastgelegd dat ambtelijke aanstellingen met ingang van de datum waarop de Wnra in werking treedt, van rechtswege worden omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De wet maakt hierbij geen uitzonderingen. In dat geval moet ervan uit worden gegaan dat deze bepaling geldt voor alle op het moment van inwerkingtreding bestaande ambtelijke aanstellingen.
In de situatie die voorlag, was er weliswaar voor 1 januari 2020 een ontslagbesluit genomen, maar de aanstelling duurde, zoals gezegd, nog voort tot 1 maart 2020. Dit betekent dat er op 31 december 2019 nog sprake was van een ambtelijke aanstelling. Mijns inziens volgt uit artikel 14 Wnra dan dat deze aanstelling per 1 januari 2020 ‘gewoon’ van rechtswege is overgegaan in een arbeidsovereenkomst.
Artikel 16 Aw, het artikel op grond waarvan de kantonrechter tot de conclusie kwam dat de aanstelling niet van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst, bepaalt dat besluiten die genomen zijn voordat de Wnra in werking trad hun kracht behouden en dat voor die besluiten het tot 1 januari 2020 geldende procesrecht van toepassing blijft. Dit artikel zegt aldus niets over de vraag of een aanstelling, al dan niet, overgaat in een arbeidsovereenkomst. Mijns inziens had de kantonrechter dit artikel dan ook niet in de overwegingen behoeven te betrekken.
Maar let op: het gegeven dat de aanstelling per 1 januari 2020 van rechtswege is overgegaan in een arbeidsovereenkomst, betekent niet dat de gemeente aan de ambtenaar dus een transitievergoeding verschuldigd is. Bij het beantwoorden van die vraag moet mijns inziens rekening worden gehouden met het recht dat van toepassing was toen het ontslagbesluit werd genomen. In dit geval is op 16 december 2019 besloten om aan de betrokkene ontslag te verlenen. Op dat moment was het civiele arbeidsrecht nog niet op de arbeidsrelatie tussen de gemeente en de ambtenaar van toepassing. Mijns inziens is het dan ook alleszins verdedigbaar om te stellen dat de ambtenaar in deze kwestie geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding, omdat het dienstverband al was beëindigd door een besluit waarin alle aanspraken van de ambtenaar waren vastgelegd. De gemeente heeft de ambtenaar overigens op het verkeerde been gezet door hem te verwijzen naar de civiele rechter in plaats van te volstaan met ongegrondverklaring van zijn bezwaar.
Eind goed, al goed
De kantonrechter komt uiteindelijk tot het oordeel dat geen aanspraak bestaat op een transitievergoeding. De redenering van de kantonrechter naar dit oordeel toe is mijns inziens niet de juiste, maar het (eind-)oordeel zelf is naar mijn mening correct. Als er hoger beroep zou worden ingesteld, verwacht ik dan ook dat de gemeente niet alsnog een transitievergoeding zal behoeven te betalen.
Heeft u ook een vraag over de toepassing van de Wnra en/of de transitievergoeding? Neemt u dan gerust contact op met mij of met uw vaste contactpersoon.
Contact over dit onderwerp
Jacobien Frederix-Gianotten
Gerelateerd
Uitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meerOnderhandelingen voor de nieuwe CAO Gemeenten/SGO gaan weer van start!
Artikel
lees meer15-20 klachten van AOIS over hoofdopleider, maar ontbinding tóch afgewezen
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – november 2024
Artikel
lees meerDaar zakt me de broek van af… een uitspraak over wangedrag in de zorg
Artikel
lees meerArbeidsongeschikte werknemer onbereikbaar. Wat nu?
Artikel
lees meer