Begin mei 2024 werd bekend dat het Haagse HagaZiekenhuis een vijftal verpleegkundigen van de afdeling verloskunde op staande voet had ontslagen wegens het stelen van medicijnen (naar verluidt kalmeringsmiddelen).
Er waren al langere tijd medicijnen ‘kwijt’ op de afdeling, maar onduidelijk was waar dat door kwam. Het HagaZiekenhuis besloot om een verborgen camera op te hangen – en het personeel daarover niet te informeren. Uit de beelden bleek dat een deel van de verpleegkundigen de geneesmiddelen meenam.
Ik hoor u denken: ‘Diefstal = ontslag. Prima’. Maar wat als ik zeg dat nog eens vijf andere collega’s ontslag namen uit ontevredenheid over de wijze waarop het ziekenhuis met de kwestie omgegaan was?
Solidariteit? Ontevredenheid?
De exacte beweegreden(en) voor deze medewerkers om op te stappen is niet duidelijk. Diefstal van stressverlagende medicijnen lijkt echter al langer en een breder probleem in de zorg te zijn; een belangrijke oorzaak zou de steeds hogere werkdruk zijn. Bestond de onvrede eruit dat het HagaZiekenhuis met de ontslagen niet het werkelijke probleem aanpakt? Of was het vanwege het plaatsen van een verborgen camera? Mag dat zomaar?
De inzet van verborgen camera’s – belangenafweging
Het korte antwoord is: “Nee”. De inzet van een (verborgen) camera levert namelijk een inbreuk op de privacy van de medewerkers op. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’) stelt dan ook strenge eisen aan cameratoezicht. Desondanks zijn er omstandigheden denkbaar waaronder het belang van de privacy van de medewerker moet wijken voor een gerechtvaardigd belang van de werkgever. Het gaat dus om een belangenafweging.
Een gerechtvaardigd belang wordt niet zomaar aangenomen. Volgens de Autoriteit Persoonsgegevens mag een werkgever “alleen als uiterste redmiddel” een verborgen camera inzetten. Het cameratoezicht moet noodzakelijk zijn (denk aan een concreet vermoeden van diefstal) en het mag niet ineens voor andere doeleinden worden ingezet.
Zo zette een bekende elektronicaketen (“Ik ben toch niet gek?”) eens zogenaamde ‘Mystery shoppers’ met verborgen camera’s in om personeel te filmen in het kader van een training. Medewerkers werden daarna echter concreet aangesproken op hun functioneren aan de hand van de camerabeelden. Dat mocht niet: de opnames zouden immers voor trainingsdoeleinden zijn gemaakt.
Uit rechtspraak blijkt verder dat de inbreuk op de privacy zo klein als mogelijk moet zijn. Als een werkgever vermoedt dat er net wat te vaak te veel wisselgeld wordt gegeven, dan mag een camera bij de kassa wel, maar niet óók bij de ingang, de garderobe en de kantine. De camera’s schieten dan het doel voorbij. Daarnaast mag de camera-inzet niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Stel dat je vermoedt dat een medewerker iedere dag op gezette tijden iets onoorbaars doet, dan kun je de camera niet twee maanden laten hangen.
De rol van de Ondernemingsraad
Uit de wet en de rechtspraak volgt verder dat voor de Ondernemingsraad een belangrijke rol is weggelegd bij (geheim) cameratoezicht. De OR heeft instemmingsrecht op een ‘voorgenomen besluit tot vaststelling van een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen’ (artikel 27 lid 1 onder l Wet op de Ondernemingsraden). Een hele mond vol. Laten we het houden op ‘een regeling die het controleren van medewerkers mogelijk maakt’. Als de OR heeft ingestemd met een dergelijke regeling en de werkgever wenst vervolgens daadwerkelijk een camera in te zetten, dan moet de werkgever natuurlijk wel nog steeds de eerder beschreven belangenafweging maken.
En als zo’n regeling er niet is? Heel strikt genomen zou de werkgever zich dan voorafgaand aan de voorgenomen inzet tot de OR moeten wenden. Maar praktisch is dat niet. Bovendien is het nog maar de vraag of de arbeidsrechter zich echt iets aan zal trekken van het (al dan niet bewust) passeren van de OR als de beelden van een stelende medewerker worden vertoond. Over dit onderwerp (al dan niet onrechtmatig verkregen bewijs en de bruikbaarheid daarvan) is veel jurisprudentie beschikbaar, zowel van de civiele arbeidsrechter als de ambtenarenrechter. Daaruit blijkt ruwweg dat niet al te snel wordt aangenomen dat sprake is van bewijsmateriaal dat buiten beschouwing moet worden gelaten. Dat neemt niet weg dat er wel risico bestaat op frictie met de OR.
Cameratoezicht in het HagaZiekenhuis
Had het HagaZiekenhuis een regeling? Zeker weten doe ik het niet, maar gelet op de omvang van ziekenhuis vermoed ik van wel. Op basis van de beperkte informatie die voorhanden is, schat ik in dat de camera-inzet vanuit juridisch perspectief ook wel door de beugel zal kunnen – te meer nu ook aangetoond is dát er gestolen is.
Het HagaZiekenhuis heeft met het ontslag een heel duidelijk signaal afgegeven. Maar of het HagaZiekenhuis – na het ontslag van vijf verpleegkundigen én het vertrek van nog vijf andere medewerkers in een situatie van krapte op de arbeidsmarkt – onderaan de streep écht als winnaar uit de bus komt? Dat valt nog te bezien.
Mocht u juridische vragen hebben over de inzet van camera’s op de werkvloer, schroom niet om contact op te nemen met mij of uw vaste contactpersoon bij Capra.
Contact over dit onderwerp
Tom Koomen
Gerelateerd
Grensoverschrijdend gedrag en de billijke vergoeding
Artikel
lees meerPast de medezeggenschapsstructuur nog bij de (gewijzigde) organisatie?
Artikel
lees meerUitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meer15-20 klachten van AOIS over hoofdopleider, maar ontbinding tóch afgewezen
Artikel
lees meerRechtsbescherming studenten in het MBO – eerste rechtspraak ABRvS
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – november 2024
Artikel
lees meer