De rechtbank Overijssel heeft in de uitspraak van 27 september 2019 bepaald dat in de periode waarin een topfunctionaris op non-actief is gesteld door zijn werkgever, en waarin hij het recht op loon heeft behouden, dit loon niet kan worden aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, zoals bedoeld in artikel 2.10 van de Wet normering topinkomens (WNT).
Juridisch kader
Op grond van artikel 2.10, lid 1 WNT mogen een topfunctionaris en zijn werkgever bij de beëindiging van het dienstverband geen uitkeringen overeenkomen die gezamenlijk meer bedragen dan een jaarsalaris, tot ten hoogste € 75.000,-.
In artikel 2.10, lid 3 WNT staat dat de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, wordt aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Deze bepaling heeft ten doel om een verkapte verhoging van een maximale beëindigingsvergoeding door het langer in dienst houden van een topfunctionaris met behoud van salaris en vrijstelling van werkzaamheden, tegen te gaan.
Uitspraak
Uit de uitspraak van de rechtbank Overijssel blijkt dat de werkgever en de topfunctionaris het erover eens waren dat de arbeidsverhouding verstoord was, die verstoring onherstelbaar was en dat herplaatsing niet meer tot mogelijkheden behoorde. Tegen die achtergrond is de topfunctionaris op non-actief gesteld.
Uit de uitspraak blijkt dat de topfunctionaris tegen de non-actiefstelling heeft geprotesteerd en in het kader daarvan in kort geding heeft gevorderd om weer toegelaten te worden tot de werkvloer. Eén dag voordat het kort geding zou dienen, is het kort geding ingetrokken en zijn partijen onderling in overleg gegaan. Tijdens de zitting bij de kantonrechter hebben partijen toegelicht dat zij op dat moment geen andere oplossing voor het geschil zagen dan de kantonrechter te verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet ervan worden uitgegaan dat de periode van non-activiteit met behoud van salaris in het onderhavige geval geen onderdeel uitmaakte van een vooraf gemaakte afspraak van partijen over beëindiging van het dienstverband. Volgens de kantonrechter is er sprake van onvrijwillige non-activiteit zoals bedoeld in artikel 10 van de Beleidsregels WNT.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de topfunctionaris gedurende de periode van non-actiefstelling, waaronder de periode van de opzegtermijn, het recht op loon heeft behouden en dat dit loon niet kan worden aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, zoals bedoeld in artikel 2.10 WNT. De kantonrechter heeft voorts de arbeidsovereenkomst ontbonden.
Tot slot
De uitspraak van de rechtbank Overijssel is in lijn met eerdere jurisprudentie, die er – kort samengevat – op neerkomt dat indien uit de feiten en omstandigheden geen blijk wordt gegeven van enige overeengekomen non-activiteit om tot een verkapte hogere beëindigingsvergoeding voor de topfunctionaris te geraken en op die wijze het bepaalde in artikel 2.10, lid 3 WNT te omzeilen, de bezoldiging tijdens de periode van non-activiteit niet wordt aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband.
Contact over dit onderwerp
Gerelateerd
Vast dienstverband of toch niet? Wat gaat er veranderen voor de zzp’er
Artikel
lees meerCAO akkoord Nederlandse Universiteiten
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – september 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – mei 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – april 2024
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – december 2023
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – augustus 2023
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – augustus 2023
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Onderwijs – mei 2023
Artikel
lees meer