Op 10 januari 2020 was minister De Jonge te gast in een uitzending van Meldpunt. De minister werd gevraagd naar zijn visie op de toekomst van de verpleeghuis- en thuiszorg. In die context kwam – weinig verrassend – het schreeuwende tekort aan zorgverleners en het noodgedwongen inhuren van Zzp’ers ter sprake. Volgens verschillende (nieuws)websites was de minister heel duidelijk: Zzp’ers in de zorg zijn eigenlijk helemaal geen zzp’er. Maar na het bekijken van het fragment bleek het genuanceerder te liggen: er wordt onderzocht op welke wijze wetgeving aangepast kan worden waardoor de “de zzp’er die gewoon een baas heeft en dus eigenlijk geen zzp’er is” ook ‘gewoon’ onder het arbeidsrecht valt.
Schijnzelfstandigheid?
Een merkwaardige uitlating – of de minister begrijpt het verschil tussen een werknemer en zzp’er niet. Immers: een zzp’er met een baas is, inderdaad, waarschijnlijk helemaal geen zzp’er, maar een ‘gewone’ werknemer. Op die ‘gewone’ werknemer is het arbeidsrecht al ‘gewoon’ van toepassing. Daarvoor is een aanpassing van wetgeving dus helemaal niet nodig.
Waarschijnlijker lijkt het dat de minister gedoeld heeft op personen in de zorg die zichzelf zzp’er noemen, maar dat in de praktijk helemaal niet kunnen zijn.
Hoge Raad: zorginstelling blijft eindverantwoordelijk
In maart 2018 heeft de hoogste rechter in Nederland (de Hoge Raad) een arrest gewezen dat opgevat zou kunnen worden als een oordeel dat zorgwetgeving de inzet van zzp’ers in de zorg belemmert of zelfs verbiedt.
In het betreffende arrest stond het dienstverband van een verpleegkundige in de thuiszorg centraal. De verpleegkundige had in 2013 en 2014 thuiszorgwerkzaamheden verricht ‘op grond van zogenaamde zzp-overeenkomsten’ met verschillende thuiszorginstellingen. Op enig moment heeft de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat de werkzaamheden van de verpleegkundige gekwalificeerd moesten worden als het verrichten van werkzaamheden in dienstbetrekking (lees: dat sprake was van een arbeidsovereenkomst). Er zou sprake zijn van zogeheten ‘schijnzelfstandigheid’.
De Hoge Raad deelt in het genoemde arrest het standpunt van de Belastingdienst. De Hoge Raad overweegt dat uit zorgwetgeving volgt dat, als een instelling zorg laat uitvoeren door een persoon, de instelling (alsnog) de eindverantwoordelijkheid behoudt voor de kwaliteit van de zorg. Met die eindverantwoordelijkheid wordt aangenomen dat sprake is van een ‘gezagsverhouding’ – het meest onderscheidende element van de arbeidsovereenkomst met de overeenkomst van opdracht.
Zal de Belastingdienst zzp-constructies in de thuiszorg zien als schijnzelfstandigheid?
Met de uitspraak van de Hoge Raad in de hand lijkt het niet ondenkbaar dat de Belastingdienst zzp-constructies in de thuiszorg zal zien als ‘schijnzelfstandigheid’. De gevolgen zijn dan groot: de zorginstelling kan te maken krijgen met naheffingen en de ‘zzp’er’ moet de zelfstandigenaftrek inleveren.
Potentieel grote problemen voor (thuis)zorginstellingen dus. Of… biedt het juist een oplossing? Als binnen de zorg geen zzp’ers werkzaam kunnen zijn (als gevolg van de vermeende gezagsverhouding), voor wie leidt dat dan uiteindelijk tot het grootste probleem? De zzp’er die niet meer ingehuurd wordt of de zorginstelling die toch de zorg moet aanbieden? Of is een tussenweg denkbaar?
Loopt u hier ook tegenaan? Neem dan eens contact met mij op.
Contact over dit onderwerp
Tom Koomen
Gerelateerd
Grensoverschrijdend gedrag en de billijke vergoeding
Artikel
lees meerUitschrijving uit het doelgroepregister = einde arbeidsovereenkomst?
Artikel
lees meer15-20 klachten van AOIS over hoofdopleider, maar ontbinding tóch afgewezen
Artikel
lees meerRechtsbescherming studenten in het MBO – eerste rechtspraak ABRvS
Artikel
lees meerJurisprudentie selectie Zorg – november 2024
Artikel
lees meerDaar zakt me de broek van af… een uitspraak over wangedrag in de zorg
Artikel
lees meer