In mijn artikel getiteld ‘Wet werken waar je wilt: van de baan?’ van 15 november 2021 schreef ik over de conclusie en het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) ter zake het wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’. In het kort heeft het ATR op 1 november 2021 geconcludeerd dat de onderbouwing van dit voorstel niet voldoende is voor een goed afgewogen besluitvorming. Het ATR adviseerde daarom de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel niet voort te zetten.
Hierna zijn de initiatiefnemers van het wetsvoorstel in hun brief van 16 december 2021 aan de Tweede Kamer, ingegaan op de adviezen van het ATR. In deze brief erkennen de initiatiefnemers dat de snel veranderde maatschappelijke houding ten aanzien van hybride werken kansen én onzekerheden met zich meebrengt. Enerzijds is de veranderde houding juist een kans om van hybride werken de nieuwe standaard te maken. Anderzijds is meer tijd nodig om de effecten van corona en meer thuiswerken echt duidelijk in beeld te krijgen. Met dit dilemma hebben de initiatiefnemers zichzelf geconfronteerd gezien.
Bij het uitblijven van ondersteunend beleid bestaat volgens de initiatiefnemers echter het risico dat na de coronacrisis teruggevallen wordt in het oude normaal. De initiatiefnemers beschouwen dit als een ongewenste ontwikkeling, omdat de coronacrisis juist als vliegwiel heeft gefunctioneerd voor het versnellen van deze trend. Voorkomen zou moeten worden dat hybride werken weer op de achtergrond verdwijnt, met name omdat het veel positieve effecten teweeg kan brengen voor werknemer, werkgever en de maatschappij zoals beschreven in de memorie van toelichting.
Alles afwegend komen de initiatiefnemers daarom tot de conclusie dat zij het – ondanks het negatieve advies van het ATR – wenselijk achten door te gaan met de behandeling van de wet, maar dat het wenselijk is om een evaluatiebepaling toe te voegen aan de initiatiefwet. Hierdoor kunnen de effecten van de wet op de arbeidsmarkt worden gemonitord en geëvalueerd. De initiatiefnemers stellen voor dit te doen na een periode van 18 maanden.
De komende tijd zal de Tweede Kamer hierover een standpunt innemen. Over nieuwe ontwikkelingen zal ik u (blijven) informeren.
Contact over dit onderwerp

Esther van Gaal
Gerelateerd
Lunchwebinar: Wat te doen met een melding van grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs?
Lunchwebinar 14 maart 2024
lees meerDe bedrijfsarts als getuige: verschoningsrecht bepaald niet absoluut
Artikel
lees meerOnderhandelingsakkoord nieuwe Cao Gemeenten en Cao SGO 2024
Artikel
lees meerReorganisaties en generieke functiebeschrijvingen; een lastige combinatie
Artikel
lees meerTijdelijke urenuitbreidingen in het onderwijs en de ketenregeling
Artikel
lees meerEigenrisicodragen WGA – neem de regie!
Artikel
lees meer