Supreme Court of the United States 26 juni 2017, Trinity Lutheran Church v. Comer
Trinity Lutheran Church is, weinig verrassend, een kerk(genootschap), in de staat Missouri. Die staat heeft een wet die bepaalt dat geen subsidie wordt verstrekt aan kerken/kerkgenootschappen. Veel staten in de Verenigde Staten hebben zo’n wet, en dat valt te begrijpen. De overheid moet ervoor waken het ene kerkgenootschap te bevoordelen boven het andere, en ook om kerkgenootschappen te bevoordelen boven seculiere organisaties. Scheiding van kerk en staat heet dat, en die scheiding is in de Verenigde Staten vastgelegd in het First Amendment bij de Constitution.
Trinity Lutheran Church baat een kleuterschool en een kinderdagverblijf uit. Vraag mij niet waarom, maar het is zo. En die school en dat verblijf hebben een speelplaats. En die speelplaats heeft, of had, een stenen ondergrond.
De staat Missouri vond het een paar jaar geleden geen prettig idee dat haar jeugdige inwoners uit een klimrek – of het Amerikaanse equivalent daarvan, mijn kennis van Amerikaanse speeltoestellen is beperkt – op een stenen oppervlak zouden kunnen vallen, en riep daarom een subsidieregeling in het leven. Kinderspeelplaatsen die aan bepaalde voorwaarden voldeden konden subsidie krijgen om de stenen ondergrond te laten vervangen door een ondergrond van gerecyclede autobanden.
Trinity Lutheran Church voldeed aan alle voorwaarden, voelde wel wat voor een rubberen ondergrond en vroeg de bescheiden subsidie aan. De staat Missouri wees die aanvraag af, om geen andere reden dan dat Trinity Lutheran Church een kerkgenootschap was.
De zaak bereikte uiteindelijk het Amerikaanse Hooggerechtshof. Uit het feit dat de kerk wordt genoemd voor de “v.” (die staat voor versus, oftewel tegen) kan worden afgeleid dat de kerk in op één na hoogste instantie ongelijk had gekregen, en meneer of mevrouw Comer is de functionaris die namens de staat Missouri de subsidie heeft geweigerd.
Het Hooggerechtshof stelde de kerk met zeven tegen twee stemmen (Amerikaanse gerechtelijke instanties hebben, anders dan Nederlandse, de gewoonte om te publiceren welke rechters de ene partij gelijk wilden geven en welke rechters de andere) in het gelijk. Ook dat vind ik alleszins begrijpelijk. Scheiding van kerk en staat brengt immers bepaald niet mee dat je een kerk, louter omdat zij een kerk is, mag uitsluiten van aanspraken waarop zij, als zij maar geen kerk zou zijn, aanspraak zou hebben. Juist een dergelijke uitsluiting maakt inbreuk op de scheiding van kerk en staat; je maakt dan immers als overheid een ongerechtvaardigd onderscheid op grond van godsdienst. Als een eigenaar van een monumentaal pand subsidie voor het onderhoud kan krijgen moet dat ook gelden voor een kerkgenootschap dat aan de voorwaarden voor de betreffende subsidieverstrekking voldoet, en bij kinderspeelplaatsen geldt natuurlijk hetzelfde.
Zeven rechters redeneerden aldus, en achtten de weigering van de subsidie in strijd met het First Amendment. Een van hen, Justice Breyer, had zijn oordeel tijdens de zitting al laten blijken door de advocaat van de staat Missouri belangstellend te vragen of de staat ook vond dat de uit overheidsmiddelen bekostigde brandweer niet mocht uitrukken als er een kerkgebouw in brand stond.
Waarom vertel ik u over deze in uw ogen extreem onspectaculaire uitspraak? Omdat zij dat in Amerikaanse ogen beslist niet is.
De uitspraak werd door talloze Amerikanen reikhalzend tegemoet gezien. Zowel op de dag van de zitting als op die van de uitspraak werd buiten het gerechtsgebouw gedemonstreerd door leden van de Alliance Defending Freedom, een christelijke organisatie die de kosten droeg die de kerk moest maken om te procederen, en die op haar website de zaak aanprees als de belangrijkste zaak over godsdienst sinds jaren. Er werd ook een tegendemonstratie gehouden door mensen die juist beslist niet wilden dat de kerkse kleuters zich minder zouden bezeren als ze uit het klimrek zouden vallen.
Chief Justice Roberts, die namens het Hooggerechtshof de majority opinion schreef, verwoordde die in gezwollen proza, waarin hij onder meer een vergelijking trok met een twee eeuwen oude uitspraak van het hof in een zaak over een wet uit Maryland die Joden uitsloot van bepaalde openbare ambten. Justice Sotomayor, een van de twee tegenstemmers, schreef een ellenlange, ronduit hysterisch getoonzette dissenting opinion, waarin zij betoogde dat door de uitspraak van (de meerderheid van) het hof radicaal afscheid was genomen van de scheiding van kerk en staat, en dat dit rampzalige gevolgen zou hebben.
Wie de moeite neemt te googlen op de hier besproken uitspraak vindt zonder moeite tientallen artikelen, ook in gezaghebbende kranten en tijdschriften, waarin evenzovele scribenten, waaronder hoogleraren in de rechten, de wonderlijke mening van Justice Sotomayor onderschrijven en de ondergang van de Verenigde Staten profeteren. De googlende lezer vindt evenzoveel artikelen van scribenten (hoogleraren in de rechten heb ik daarbij niet aangetroffen) die de uitspraak bejubelen als een enorm belangrijke overwinning voor de vrijheid van godsdienst, die de weg vrijmaakt voor overheidsbekostiging van christelijk onderwijs. Dat is even grote onzin; de uitspraak zegt daar niets over.
De enige die het hoofd koel hield was de hierboven al genoemde Justice Breyer, die in zijn verfrissend korte concurring opinion (dat wil zeggen dat je het eens bent met de meerderheid, maar niet op dezelfde gronden) weer verwees naar de brandweer die ook een brandende kerk moet blussen.
Wat leert ons dit? Dat de Verenigde Staten een nog veel meer gepolariseerde natie zijn dan Nederland. Dat zij onderhand verdeeld zijn in twee groepen die elkaar verafschuwen. Dat zij elke concessie, hoe gering ook, die aan de andere groep wordt gedaan ervaren als een afschuwelijke nederlaag, en elke uitspraak in hun voordeel, ook in een flutzaak als deze, als een belangrijke stap verder op hun weg naar de uiteindelijke overwinning op de ander. En dat zelfs het Hooggerechtshof niet meer weet te ontkomen aan de holle retoriek die beide groepen kenmerkt.
Inmiddels kijken beide kampen al weer reikhalzend uit naar een zaak die het Hooggerechtshof komend najaar zal behandelen. Die gaat over de vraag of een christelijke ontwerper van bruidstaarten op grond van zijn geloofsovertuiging en zijn artistieke vrijheid (!) mocht weigeren een taart te ontwerpen voor een same-sex-marriage.
Ik ben blij dat ik in Nederland woon.
Over de auteur
Gerelateerd
Uitgesproken – New Hairstyle
Artikel
lees meerUitgesproken: De Bourbon Naundorff (2)
Artikel
lees meerUitgesproken: De Bourbon Naundorff
Artikel
lees meerUitgesproken: Klimaatbeheersing
Artikel
lees meerUitgesproken: Frans Naerebout
Artikel
lees meerUitgesproken: Waarschuwing
Artikel
lees meerUitgesproken: Hooghoudt
Artikel
lees meerUitgesproken: Lees maar, er staat niet wat er staat
Artikel
lees meerUitgesproken: Trinity Lutheran Church v. Comer
Artikel
lees meerUitgesproken: Luxe broodjes
Artikel
lees meerUitgesproken: Hoofddoek
Artikel
lees meerDe hulp in de huishouding
Artikel
lees meerBuitengriffier
Artikel
lees meerJan Derksen
Artikel
lees meerDe gekozen burgemeester
Artikel
lees meerHendrik Haan uit Koog aan de Zaan
Artikel
lees meerCaius asinus est
Artikel
lees meerOpen brief aan de Minister van Justitie
Artikel
lees meerTAR bestaat 25 jaar
Artikel
lees meerEen wonderlijke uitspraak
Artikel
lees meer