Een update over de positie van de tijdelijke onderwijsmedewerker

Op 17 juni 2015 berichtte ik over de onzekere toekomst van de onderwijsmedewerker binnen het primair onderwijs. Daarin gaf ik aan dat ik mijn vraagtekens had over de constatering van de sociale partners dat het overgangsrecht voor de ketenbepaling van toepassing was op de cao PO 2014-2015.

Het heeft een jaar geduurd, maar er is eindelijk een uitspraak gepubliceerd waarin een kantonrechter zich heeft gebogen over dit vraagstuk. De kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant heeft in zijn uitspraak van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:6095) een oordeel gegeven over de vraag of een cao die een looptijd had tot 1 juli 2015 en is opgezegd, doorloopt na 1 juli 2015 vanwege de automatische verlengingsclausule die is opgenomen in de cao.

Overgangsrecht ketenbepaling

Een lerares was sinds 22 september 2015 als invaller in dienst bij een basisschool voor neutraal bijzonder onderwijs. Op 22 september 2015 viel de lerares in voor een zieke docent voor één dag. Vervolgens heeft zij nog enkele malen ingevallen. De school berichtte haar op enig moment dat de arbeidsovereenkomst op 29 juni 2016 zou eindigen. De lerares stelde zich op het standpunt dat het dienstverband niet was geëindigd, nu het overgangsrecht van de ketenregeling niet van toepassing was.

Cao PO 2014-2015

De kantonrechter overwoog dat cao-partijen op 22 december 2014 de cao bewust hadden opgezegd. Deze opzegging zou volgens de kantonrechter er toe leiden dat de looptijd van de cao PO 2014-2015 per 1 juli 2015 haar gelding zou verliezen. Dat er in de cao is opgenomen dat een opgezegde cao doorloopt totdat er een nieuw akkoord is bereikt, doet aan het feit dat de looptijd van de cao is verstreken niet af. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de cao PO 2014-2015 is geëxpireerd op 1 juli 2015 en dat dit tot gevolg heeft dat direct de nieuwe ketenregeling van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de lerares.

Artikel 7:668a BW

De kantonrechter stelde vast dat op 12 oktober 2015 een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan. Gelet op artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek gold deze vierde arbeidsovereenkomst dan ook als aangegaan voor onbepaalde tijd. De gevolgen voor de school waren aanzienlijk. De lerares had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de school diende de lerares binnen één week toe te laten op school en haar in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten onder bepaling van een dwangsom voor ieder dag dat de school hieraan niet voldeed. Voorts diende de school vanaf 30 juni 2016 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zou zijn de lerares haar salaris te betalen.

Arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd

Er is door deze kantonrechter meer duidelijkheid gegeven over dit vraagstuk. Met deze uitspraak in handen kunnen medewerkers in tijdelijke dienst binnen het bijzonder onderwijs, waarvan het aantal of de periode de maximaal totale duur of aantal overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 7:668a van het BW is overschreden,  bij de kantonrechter verzoeken om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Of er nu een stormloop zal komen is zeer de vraag, maar indien de verzoeken worden toegewezen zal dit tot aanzienlijke gevolgen voor de schoolbesturen leiden.